Using the infinitive Exercises in Dutch language

Learning to use the infinitive form in Dutch is a crucial step for mastering the language. The infinitive, or "hele werkwoord," is the base form of the verb and is essential for constructing sentences across different tenses and moods. Whether you're a beginner trying to form simple sentences or an advanced learner looking to refine your skills, understanding how to correctly use the infinitive can greatly enhance your fluency and comprehension. In Dutch, infinitives are often used in combination with auxiliary verbs, modal verbs, and to form certain tenses, making it a versatile and fundamental component of the language. In this section, we provide a variety of grammar exercises designed to help you practice and perfect your use of the infinitive in Dutch. Through these exercises, you'll explore different contexts and sentence structures where the infinitive plays a key role. From forming future tenses and expressing intentions to constructing conditional sentences, these activities will guide you through the intricacies of using the infinitive correctly. By engaging with these exercises, you will develop a deeper understanding of Dutch verb forms and gain the confidence to use them accurately in your everyday communication.

Exercise 1

<p>1. Hij wil graag *leren* skiën (infinitive verb for 'to learn').</p> <p>2. Ik ben van plan *te koken* voor het feest (infinitive verb for 'to cook').</p> <p>3. Wij gaan *wandelen* in het park (infinitive verb for 'to walk').</p> <p>4. Ze probeert *te lezen* zonder bril (infinitive verb for 'to read').</p> <p>5. Ik hoop *te reizen* naar Japan volgend jaar (infinitive verb for 'to travel').</p> <p>6. Hij besloot *te studeren* voor zijn examen (infinitive verb for 'to study').</p> <p>7. We moeten *te betalen* voor het diner (infinitive verb for 'to pay').</p> <p>8. Zij begint *te schrijven* aan haar boek (infinitive verb for 'to write').</p> <p>9. Jullie mogen *zwemmen* in het zwembad (infinitive verb for 'to swim').</p> <p>10. Ik ben blij *te zien* dat je hier bent (infinitive verb for 'to see').</p>

Exercise 2

<p>1. Ik ben van plan om naar de film te *gaan* (verb indicating movement).</p> <p>2. Hij heeft besloten om vroeg *op te staan* (verb indicating waking up).</p> <p>3. Wij hopen volgende zomer naar Spanje te *reizen* (verb indicating travel).</p> <p>4. Het is belangrijk om elke dag te *oefenen* (verb indicating practice).</p> <p>5. Ze vergeet altijd om haar huiswerk te *maken* (verb indicating creation or doing).</p> <p>6. Ik probeer elke dag gezond te *eten* (verb indicating consumption).</p> <p>7. We moeten leren om geduldig te *zijn* (verb indicating state of being).</p> <p>8. Hij houdt ervan om in zijn vrije tijd te *lezen* (verb indicating reading).</p> <p>9. Ze heeft beloofd om op tijd te *komen* (verb indicating arrival).</p> <p>10. Het is leuk om in het weekend te *winkelen* (verb indicating shopping).</p>

Exercise 3

<p>1. Ik hou ervan om naar muziek te *luisteren* (verb for hearing).</p> <p>2. Het is belangrijk om vroeg *op te staan* (verb for waking up).</p> <p>3. Zij probeert een nieuw recept te *koken* (verb for preparing food).</p> <p>4. Hij besloot om een boek te *lezen* (verb for reading).</p> <p>5. Wij willen vanavond een film *kijken* (verb for watching).</p> <p>6. Jij moet leren om je kamer op te *ruimen* (verb for tidying).</p> <p>7. Ze leren op school om goed te *schrijven* (verb for writing).</p> <p>8. Hij is van plan om een marathon te *rennen* (verb for running).</p> <p>9. We zijn vergeten om de hond te *voeren* (verb for feeding).</p> <p>10. Het is leuk om samen te *spelen* (verb for playing).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.