Prepositions of time Exercises in Dutch language

Mastering prepositions of time in Dutch is an essential skill for anyone looking to achieve fluency in the language. These prepositions—such as "in," "op," and "om"—are fundamental in expressing when events occur, covering everything from daily routines to future plans. Understanding their correct usage can significantly enhance your ability to communicate more naturally and accurately. In Dutch, just like in English, these prepositions can sometimes be tricky due to their specific rules and exceptions, making practice all the more important. This page offers a comprehensive set of grammar exercises designed to help you grasp the nuances of Dutch prepositions of time. Through a variety of engaging activities, you will learn how to use these prepositions correctly in different contexts, whether you are talking about days of the week, specific times, months, or years. Each exercise is crafted to reinforce your understanding, boost your confidence, and ensure that you can apply what you've learned in real-life conversations. Dive in and start mastering this crucial aspect of Dutch grammar today!

Exercise 1

<p>1. Ik ga elke dag *om* 7 uur naar mijn werk (specific hour).</p> <p>2. We hebben een afspraak *op* dinsdag (day of the week).</p> <p>3. Zij studeert altijd *in* de ochtend (part of the day).</p> <p>4. Ik heb de deadline *voor* het einde van de maand (before a specific time).</p> <p>5. We gaan op vakantie *in* de zomer (season).</p> <p>6. De winkel is gesloten *tijdens* de lunchpauze (while something is happening).</p> <p>7. Het feest begint *om* middernacht (specific time).</p> <p>8. Hij heeft de presentatie *op* 15 mei (specific date).</p> <p>9. Zij komt altijd *na* het avondeten (after a specific event).</p> <p>10. We zien elkaar *tijdens* de vergadering (during an event).</p>

Exercise 2

<p>1. Wij gaan *om* 8 uur naar het feest (specific time). </p> <p>2. Zij werkt *tot* 5 uur 's middags (end time). </p> <p>3. Ik heb mijn afspraak *op* maandag (specific day). </p> <p>4. Het museum is gesloten *tijdens* de wintermaanden (duration). </p> <p>5. Hij studeert *in* de avond (part of the day). </p> <p>6. We vertrekken *over* een uur (time span). </p> <p>7. De winkel is gesloten *op* zondag (specific day). </p> <p>8. Hij komt *na* de lunch (after a meal). </p> <p>9. Ik heb een vergadering *voor* het ontbijt (before a meal). </p> <p>10. We zien elkaar *op* 15 april (specific date). </p>

Exercise 3

<p>1. Wij gaan *om* zes uur eten (preposition for indicating a specific time).</p> <p>2. De trein vertrekt *over* tien minuten (preposition for indicating a duration until a future event).</p> <p>3. Zij werken altijd *tijdens* de vakantie (preposition for indicating a period when something happens).</p> <p>4. Hij komt *na* het werk naar huis (preposition for indicating after a certain event).</p> <p>5. De winkel is open *van* negen uur tot vijf uur (preposition for indicating the start of a time period).</p> <p>6. We zien elkaar *in* de zomer (preposition for indicating a season).</p> <p>7. Hij blijft *tot* het einde van de film (preposition for indicating until a point in time).</p> <p>8. De les begint *op* maandag (preposition for indicating a specific day).</p> <p>9. Ik studeer *voor* het ontbijt (preposition for indicating before a certain event).</p> <p>10. Zij vieren hun verjaardag *in* september (preposition for indicating a month).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.