Pick a language and start learning!
Subordinating conjunctions Exercises in Dutch language
Subordinating conjunctions are essential elements in Dutch that allow you to create complex and nuanced sentences. They help to link dependent clauses to main clauses, adding depth and detail to your communication. These conjunctions include words like "omdat" (because), "terwijl" (while), "hoewel" (although), and "zodat" (so that). Understanding and mastering their use is crucial for anyone looking to achieve fluency in Dutch, as they enable you to express cause, contrast, condition, and purpose more effectively.
In this section, you'll find a variety of exercises designed to help you practice and perfect your use of subordinating conjunctions in Dutch. Whether you're a beginner just getting acquainted with these important connectors or an advanced learner looking to refine your skills, these exercises will provide you with the practice you need to incorporate them seamlessly into your speech and writing. By working through these exercises, you'll gain a deeper understanding of how subordinating conjunctions function within sentences and improve your overall proficiency in Dutch.
Exercise 1
<p>1. Hij bleef thuis *omdat* het regende (subordinating conjunction meaning 'because').</p>
<p>2. Zij eet geen suiker *terwijl* ze op dieet is (subordinating conjunction meaning 'while').</p>
<p>3. Ik ga naar het park *nadat* ik mijn huiswerk heb gedaan (subordinating conjunction meaning 'after').</p>
<p>4. We wachten hier *totdat* de bus komt (subordinating conjunction meaning 'until').</p>
<p>5. Ze nam een paraplu mee *zodat* ze niet nat zou worden (subordinating conjunction meaning 'so that').</p>
<p>6. Hij studeert hard *omdat* hij goede cijfers wil halen (subordinating conjunction meaning 'because').</p>
<p>7. We gingen naar binnen *terwijl* het buiten stormde (subordinating conjunction meaning 'while').</p>
<p>8. Ze kon niet slapen *omdat* ze te veel koffie had gedronken (subordinating conjunction meaning 'because').</p>
<p>9. Ik zal het doen *als* ik tijd heb (subordinating conjunction meaning 'if').</p>
<p>10. We moeten wachten *totdat* de film begint (subordinating conjunction meaning 'until').</p>
Exercise 2
<p>1. Hij ging naar de winkel, *nadat* hij zijn werk had afgemaakt. (subordinating conjunction indicating time sequence)</p>
<p>2. We blijven thuis, *omdat* het buiten regent. (subordinating conjunction indicating reason)</p>
<p>3. Ze kon niet slapen, *hoewel* ze erg moe was. (subordinating conjunction indicating contrast)</p>
<p>4. Ik zal bellen, *zodra* ik thuis ben. (subordinating conjunction indicating immediate action following another)</p>
<p>5. Hij studeert hard, *zodat* hij de toets kan halen. (subordinating conjunction indicating purpose)</p>
<p>6. We wachten hier, *terwijl* jij de auto haalt. (subordinating conjunction indicating simultaneous actions)</p>
<p>7. Ze komt niet, *tenzij* ze haar werk op tijd af heeft. (subordinating conjunction indicating condition)</p>
<p>8. Ik blijf hier, *totdat* jij terug bent. (subordinating conjunction indicating end of a period)</p>
<p>9. Hij deed alsof hij niets had gehoord. (subordinating conjunction indicating manner)</p>
<p>10. Ze kwam te laat, *omdat* de bus vertraging had. (subordinating conjunction indicating reason)</p>
Exercise 3
<p>1. Hij ging naar bed *nadat* hij zijn huiswerk had gemaakt (conjunction indicating 'after').</p>
<p>2. Ze bleef thuis *omdat* het regende (conjunction indicating 'because').</p>
<p>3. Ik moet werken *terwijl* jij op vakantie bent (conjunction indicating 'while').</p>
<p>4. We beginnen met eten *zodra* iedereen er is (conjunction indicating 'as soon as').</p>
<p>5. Hij koopt een nieuwe auto *hoewel* hij weinig geld heeft (conjunction indicating 'although').</p>
<p>6. We wachten hier *totdat* de bus komt (conjunction indicating 'until').</p>
<p>7. Ze lacht *omdat* ze een grappige film kijkt (conjunction indicating 'because').</p>
<p>8. Hij blijft binnen *aangezien* het buiten stormt (conjunction indicating 'since').</p>
<p>9. Ik kom niet naar het feest *tenzij* ik mijn werk af heb (conjunction indicating 'unless').</p>
<p>10. We gaan wandelen *mits* het droog blijft (conjunction indicating 'provided that').</p>