Pick a language and start learning!
Adjective agreement with gender Exercises in Dutch language
Understanding adjective agreement with gender is crucial for mastering Dutch grammar. In Dutch, adjectives must align in gender and number with the nouns they describe, which can be either common gender (de words) or neuter gender (het words). This agreement affects the form of the adjective, especially in definite and indefinite contexts. For example, in definite contexts, adjectives for common gender nouns typically end in -e, while adjectives for neuter nouns might remain unchanged or also end in -e depending on the situation. Mastering this aspect of Dutch will not only help you construct grammatically correct sentences but also enhance your overall fluency and comprehension.
In addition to gender, adjectives in Dutch also change depending on whether the noun they describe is singular or plural, and whether the noun is in a definite or indefinite context. This means that an adjective describing a common gender noun in a definite context might look different when describing a neuter gender noun in an indefinite context. For example, "de mooie auto" (the beautiful car) contrasts with "een mooi huis" (a beautiful house). Such nuances can initially seem daunting, but with practice, they become second nature. By working through the exercises on this page, you’ll gain confidence in making these distinctions and improve your ability to communicate effectively in Dutch.
Exercise 1
<p>1. De *mooie* bloem staat in de tuin (feminine adjective for "beautiful").</p>
<p>2. Het *oude* huis staat in het midden van het dorp (neuter adjective for "old").</p>
<p>3. Ik kocht een *nieuwe* fiets gisteren (feminine adjective for "new").</p>
<p>4. Hij heeft een *kleine* hond thuis (masculine adjective for "small").</p>
<p>5. De *grote* boom geeft veel schaduw (feminine adjective for "big").</p>
<p>6. Het *witte* konijn springt door de wei (neuter adjective for "white").</p>
<p>7. Ze droeg een *lange* jurk naar het feest (feminine adjective for "long").</p>
<p>8. De *blauwe* lucht is helder vandaag (feminine adjective for "blue").</p>
<p>9. Hij gaf haar een *duur* cadeau voor haar verjaardag (masculine adjective for "expensive").</p>
<p>10. Het *koude* water was verfrissend op een hete dag (neuter adjective for "cold").</p>
Exercise 2
<p>1. De *grote* hond rent snel. (adjective for "big" in masculine form)</p>
<p>2. Zij draagt een *mooie* jurk. (adjective for "beautiful" in feminine form)</p>
<p>3. Het *oude* huis staat op de hoek. (adjective for "old" in neuter form)</p>
<p>4. Hij kocht een *duur* horloge. (adjective for "expensive" in masculine form)</p>
<p>5. De *leuke* kat speelt met een bal. (adjective for "cute" in feminine form)</p>
<p>6. Het *nieuwe* boek is interessant. (adjective for "new" in neuter form)</p>
<p>7. Zij woont in een *klein* dorp. (adjective for "small" in neuter form)</p>
<p>8. De *jonge* jongen fietst naar school. (adjective for "young" in masculine form)</p>
<p>9. Hij heeft een *rode* auto. (adjective for "red" in feminine form)</p>
<p>10. Het *schone* water is helder. (adjective for "clean" in neuter form)</p>
Exercise 3
<p>1. De *grote* hond blafte de hele nacht. (big, masculine)</p>
<p>2. Zij draagt een *mooie* jurk naar het feest. (beautiful, feminine)</p>
<p>3. De *oude* man zit op het bankje. (old, masculine)</p>
<p>4. We hebben een *nieuw* huis gekocht. (new, neutral)</p>
<p>5. De *kleine* kat speelt met een bolletje wol. (small, feminine)</p>
<p>6. Hij leest een *interessant* boek over geschiedenis. (interesting, neutral)</p>
<p>7. De *zwarte* auto staat voor de deur. (black, masculine)</p>
<p>8. Zij heeft een *leuke* hond. (nice, masculine)</p>
<p>9. Hij woont in een *oud* kasteel. (old, neutral)</p>
<p>10. De *rode* bloem staat in de vaas. (red, feminine)</p>