Adjective placement before nouns Exercises in Dutch language

Understanding adjective placement before nouns is crucial for mastering Dutch grammar. In Dutch, the placement of adjectives can significantly alter the meaning of a sentence and convey different nuances. Unlike in English, where the rules for adjective placement are relatively straightforward, Dutch has specific guidelines that must be adhered to. Adjectives in Dutch typically precede the nouns they describe, but there are exceptions and additional rules depending on the definiteness, gender, and number of the noun. This can make learning Dutch adjective placement a bit challenging, but with practice, it becomes second nature. In this section, we offer a variety of exercises designed to help you understand and correctly use adjectives before nouns in Dutch. Through these exercises, you will learn how to identify when an adjective should be placed before a noun, how to handle adjectives in different contexts, and how to apply the rules of agreement in gender and number. By engaging with these activities, you will develop a deeper understanding of Dutch syntax and enhance your ability to construct grammatically correct and meaningful sentences. Whether you are a beginner or looking to polish your skills, these exercises will provide the practice needed to become proficient in using adjectives in Dutch.

Exercise 1

<p>1. De *grote* hond rent door de tuin (adjective for size).</p> <p>2. Zij kochten een *mooie* jurk voor het feest (adjective for appearance).</p> <p>3. Hij woont in een *oud* huis aan de rand van de stad (adjective for age).</p> <p>4. We hebben een *leuke* vakantie gehad in Frankrijk (adjective for enjoyment).</p> <p>5. Het kind tekende een *blauwe* lucht met witte wolken (adjective for color).</p> <p>6. Zij dronk een *warme* kop thee op het terras (adjective for temperature).</p> <p>7. De *nieuwe* leraar begon vandaag met lesgeven (adjective for recentness).</p> <p>8. Ik lees een *spannend* boek over een avontuur (adjective for excitement).</p> <p>9. Hij kocht een *duur* horloge in de winkel (adjective for cost).</p> <p>10. Ze hebben een *gezellig* feestje georganiseerd voor vrienden (adjective for atmosphere).</p>

Exercise 2

<p>1. De *blauwe* auto is heel snel (color).</p> <p>2. Ze kocht een *mooie* jurk voor het feest (beautiful).</p> <p>3. Het *grote* huis staat aan het einde van de straat (big).</p> <p>4. Ik heb een *oud* boek gevonden in de bibliotheek (old).</p> <p>5. Hij at een *lekkere* maaltijd in het restaurant (tasty).</p> <p>6. De *jonge* kinderen spelen in de tuin (young).</p> <p>7. Ze heeft een *nieuwe* fiets gekocht voor haar verjaardag (new).</p> <p>8. De *hoge* berg was moeilijk te beklimmen (high).</p> <p>9. Hij draagt een *witte* hoed op de bruiloft (white).</p> <p>10. De *smalle* straat was moeilijk te navigeren met de auto (narrow).</p>

Exercise 3

<p>1. De *grote* hond blaft luid (size).</p> <p>2. Ze kochten een *nieuw* huis in de stad (condition).</p> <p>3. Het *oude* boek lag op de tafel (age).</p> <p>4. Hij draagt een *rood* shirt vandaag (color).</p> <p>5. We hebben een *leuke* vakantie gehad (opinion).</p> <p>6. De *hete* koffie stond op de tafel (temperature).</p> <p>7. Ze heeft een *duur* horloge gekocht (value).</p> <p>8. Hij heeft een *interessant* artikel gelezen (opinion).</p> <p>9. We wonen in een *klein* dorp (size).</p> <p>10. De *zware* koffer was moeilijk te dragen (weight).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.