Pick a language and start learning!
Article omission in Dutch Exercises in Dutch language
Learning the subtleties of the Dutch language can be a rewarding yet challenging endeavor, especially when it comes to mastering the use of articles. Unlike English, where articles like "the" and "a" are used quite consistently, Dutch has specific rules and contexts that sometimes require the omission of articles altogether. This might seem perplexing at first, but understanding when and why articles are omitted can greatly enhance your fluency and comprehension.
In Dutch, articles are often omitted in certain fixed expressions, titles, and in front of uncountable nouns when used in a general sense. For instance, you might encounter sentences where a noun stands alone without the definite article "de" or "het," or the indefinite article "een." This can be particularly confusing for English speakers, who are accustomed to always using articles. Our exercises are designed to help you recognize these patterns and practice article omission in various contexts, ensuring that you can read, write, and speak Dutch more naturally and accurately.
Exercise 1
<p>1. Hij heeft *een* mooi huis gekocht (indefinite article for a singular noun).</p>
<p>2. We gaan dit weekend naar *de* bioscoop (definite article for a specific place).</p>
<p>3. Ze heeft *een* nieuwe auto gekocht (indefinite article for a singular noun).</p>
<p>4. Het boek ligt op *de* tafel (definite article for a specific noun).</p>
<p>5. Hij drinkt elke ochtend *een* kop koffie (indefinite article for a singular noun).</p>
<p>6. Ze zijn naar *het* park gegaan (definite article for a specific place).</p>
<p>7. Ik heb *een* hond gezien in het park (indefinite article for a singular noun).</p>
<p>8. We hebben *de* film gisteren gezien (definite article for a specific noun).</p>
<p>9. Hij heeft *een* fiets gekregen voor zijn verjaardag (indefinite article for a singular noun).</p>
<p>10. Ze leest *het* boek dat ik haar heb gegeven (definite article for a specific noun).</p>
Exercise 2
<p>1. Ik ga naar *de* winkel (article for a specific place).</p>
<p>2. Zij heeft *een* nieuwe auto gekocht (article for an indefinite object).</p>
<p>3. Hij leest *de* krant elke ochtend (article for a specific item).</p>
<p>4. We gaan naar *een* restaurant vanavond (article for an indefinite place).</p>
<p>5. Het kind speelt met *de* bal in de tuin (article for a specific object).</p>
<p>6. Er staat *een* kat op het dak (article for an indefinite subject).</p>
<p>7. Ze hebben *het* boek gelezen voor de toets (article for a specific item).</p>
<p>8. Ik heb *een* nieuwe baan gevonden (article for an indefinite job).</p>
<p>9. Hij heeft *de* sleutel verloren (article for a specific object).</p>
<p>10. We kijken naar *de* film vanavond (article for a specific entertainment).</p>
Exercise 3
<p>1. Ik heb geen *geld* meer (something you use to buy things).</p>
<p>2. Kun je *boek* aan mij geven? (something you read).</p>
<p>3. Hij heeft een *huis* gekocht (a place where people live).</p>
<p>4. We gaan naar *bioscoop* vanavond (a place to watch movies).</p>
<p>5. Ze heeft *kat* als huisdier (a common pet animal).</p>
<p>6. Ik moet naar *dokter* gaan (a person who treats illnesses).</p>
<p>7. We gaan naar *strand* dit weekend (a place with sand and sea).</p>
<p>8. Hij heeft een nieuwe *auto* gekocht (a vehicle with four wheels).</p>
<p>9. Ze heeft een *broer* en een zus (a male sibling).</p>
<p>10. We hebben *tijd* nodig om te beslissen (something you measure in hours and minutes).</p>