Pick a language and start learning!

Irregular superlatives Exercises in Dutch language

Student studying language translations near tall bookshelves.

Mastering irregular superlatives in Dutch is a crucial step in achieving fluency and enhancing your communication skills. Unlike regular superlatives that follow a predictable pattern, irregular superlatives break the mold and require memorization and practice. These unique forms are often rooted in historical language developments and can be tricky for learners, but with dedicated exercises, you can quickly become comfortable using them in everyday conversation. Understanding and correctly applying irregular superlatives will not only improve your grammar but also help you sound more natural and nuanced when speaking Dutch. Our grammar exercises are designed to make learning these irregular forms engaging and straightforward. We provide a variety of practice scenarios, from fill-in-the-blank sentences to more complex contextual applications, ensuring that you can recognize and use irregular superlatives across different contexts. Whether you're a beginner looking to grasp the basics or an advanced student aiming to polish your skills, these exercises will provide the practice you need to confidently use irregular superlatives. Dive in, and soon you'll be navigating the intricacies of Dutch grammar with ease!

Exercise 1

1. Hij is de *beste* voetballer van het team (superlative of "goed"). 2. Deze taart is de *lekkerste* die ik ooit heb geproefd (superlative of "lekker"). 3. Zij is de *oudste* van de drie zussen (superlative of "oud"). 4. Dit is de *slechtste* film die ik ooit heb gezien (superlative of "slecht"). 5. Hij woont in het *duurste* huis van de straat (superlative of "duur"). 6. Dit is de *hoogste* berg in Nederland (superlative of "hoog"). 7. Zij heeft de *nieuwste* telefoon van allemaal (superlative of "nieuw"). 8. Dit is de *meest* interessante documentaire die ik heb gezien (superlative of "interessant"). 9. Zij is de *langste* persoon in de klas (superlative of "lang"). 10. Dit is de *kleinste* hond die ik ooit heb gezien (superlative of "klein").

Exercise 2

1. De zon is *het warmst* in de zomer (superlative of 'warm'). 2. Deze berg is *het hoogst* van allemaal (superlative of 'hoog'). 3. Hij is *het best* in wiskunde van de hele klas (superlative of 'goed'). 4. Mijn oma is *het oudst* in onze familie (superlative of 'oud'). 5. Dit boek is *het interessantst* dat ik ooit heb gelezen (superlative of 'interessant'). 6. Zijn prestaties zijn *het slechtst* van het hele team (superlative of 'slecht'). 7. Deze raceauto is *het snelst* ter wereld (superlative of 'snel'). 8. De wintermaanden zijn *het koudst* (superlative of 'koud'). 9. Dit is *het duurst* restaurant in de stad (superlative of 'duur'). 10. Zij is *het aardigst* persoon die ik ken (superlative of 'aardig').

Exercise 3

1. Hij is de *beste* voetballer van het team (superlative form of "goed"). 2. Dit is het *meest* interessante boek dat ik ooit heb gelezen (superlative form of "interessant"). 3. Zij is de *slechtste* zangeres die ik ken (superlative form of "slecht"). 4. Deze weg is het *langst* van allemaal (superlative form of "lang"). 5. Dit is het *meest* gecompliceerde project waaraan ik heb gewerkt (superlative form of "gecompliceerd"). 6. Hij is de *jongste* van de familie (superlative form of "jong"). 7. Deze taart is de *lekkerste* die ik ooit heb geproefd (superlative form of "lekker"). 8. Dit is het *kleinst* huis in de straat (superlative form of "klein"). 9. Zij is de *oudste* student in de klas (superlative form of "oud"). 10. Dit is de *hoogste* berg die ik ooit heb beklommen (superlative form of "hoog").