Verbs with separable prefixes Exercises in Dutch language

Verbs with separable prefixes are a unique and fascinating aspect of the Dutch language. These verbs consist of a core verb and a prefix that can be separated in certain sentence structures, adding layers of meaning and nuance. Understanding how these prefixes function can significantly improve your comprehension and fluency in Dutch. By mastering verbs with separable prefixes, you'll be able to express actions more precisely, whether you're talking about daily routines, giving commands, or describing events. In Dutch, the position of the prefix often changes depending on the tense and sentence structure. For instance, in the present tense, the prefix is typically placed at the end of the sentence. However, when using the infinitive form or in subordinate clauses, the prefix remains attached to the verb. This shifting can be tricky for learners, but with consistent practice, you can become adept at recognizing and using these verbs correctly. Our exercises are designed to guide you through this process step-by-step, enhancing your understanding and helping you gain confidence in your Dutch language skills.

Exercise 1

<p>1. Hij *belt* zijn moeder elke zondag *op* (to call someone).</p> <p>2. We *staan* altijd vroeg *op* om te gaan joggen (to get up).</p> <p>3. De kinderen *ruimen* hun speelgoed elke avond *op* (to tidy up).</p> <p>4. Zij *nodigt* graag haar vrienden *uit* voor het diner (to invite someone).</p> <p>5. Ik *neem* altijd een paraplu *mee* als het regent (to take something along).</p> <p>6. De trein *komt* om 10 uur *aan* op het station (to arrive).</p> <p>7. Hij *kijkt* elke avond tv voordat hij *gaat* slapen (to watch something).</p> <p>8. Zij *past* op haar kleine zusje op zaterdag *middag* (to babysit).</p> <p>9. De leraar *legt* de grammatica regels duidelijk *uit* (to explain something).</p> <p>10. Ik *ga* morgen vroeg *weg* naar mijn werk (to leave).</p>

Exercise 2

<p>1. Hij *belt* zijn moeder elke zondag *op* (verb for calling).</p> <p>2. De kinderen *ruimen* hun speelgoed *op* na het spelen (verb for tidying up).</p> <p>3. We *staan* elke ochtend vroeg *op* (verb for getting up).</p> <p>4. Ze *doet* haar jas *aan* omdat het buiten koud is (verb for putting on clothes).</p> <p>5. Ik *nodig* vrienden voor mijn verjaardag *uit* (verb for inviting).</p> <p>6. Hij *legt* de boeken netjes in de kast *terug* (verb for putting back).</p> <p>7. We *steken* de straat altijd bij het zebrapad *over* (verb for crossing).</p> <p>8. Ze *komt* elke dag om acht uur *thuis* (verb for coming home).</p> <p>9. Jij *maakt* je altijd zo mooi *op* voor feestjes (verb for putting on makeup).</p> <p>10. De les *begint* om negen uur 's ochtends *aan* (verb for starting).</p>

Exercise 3

<p>1. Hij *staat* vroeg op om te gaan hardlopen (verb for waking up).</p> <p>2. Zij *doet* haar jas aan voordat ze naar buiten gaat (verb for putting on clothes).</p> <p>3. Wij *kijken* altijd televisie na het avondeten (verb for watching).</p> <p>4. Jullie *ruimen* de tafel af na het eten (verb for clearing).</p> <p>5. De kinderen *maken* hun kamer schoon op zaterdag (verb for cleaning).</p> <p>6. Ik *ga* vroeg naar bed omdat ik moe ben (verb for going).</p> <p>7. De trein *komt* om vijf uur aan op het station (verb for arriving).</p> <p>8. Hij *belt* zijn moeder op elke zondag (verb for calling).</p> <p>9. Wij *nemen* de hond mee voor een wandeling (verb for taking).</p> <p>10. Zij *zetten* de vuilnisbakken buiten op dinsdag (verb for putting outside).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.