50 grappige Portugese woorden

Het leren van een nieuwe taal kan een leuke ervaring zijn, vooral als je grappige woorden tegenkomt die je grappige bot kietelen. Portugees zit vol met dergelijke juweeltjes en biedt een perfecte mix van humor en culturele charme. Hier zijn 50 grappige Portugese woorden, elk met een korte beschrijving van 10-15 woorden.

50 grappige Portugese woorden die je aan het lachen zullen maken

1. Pamonha – Een soort tamale, maar ook jargon voor een lui persoon.

2. Pinga – Een slangterm voor cachaça, wat ‘druppel’ of ‘druppel’ betekent, vaak humoristisch gebruikt.

3. Bicho-papão – Betekent ‘boeman’; letterlijk ‘dier eten’.

4. Xarope – Siroop; Wordt ook gebruikt om een vervelend persoon te beschrijven.

5. Chaveco – Iemand vleien, maar verwijst ook naar oude, onbetrouwbare auto’s.

6. Galinheiro – Kippenhok; ook jargon voor een rommelige of lawaaierige plek.

7. Sapo – Kikker; Wordt gebruikt om iemand te beschrijven die werk vermijdt.

8. Muvuca – Een chaotische, drukke plek.

9. Tigrão – Jargon voor een machoman; letterlijk ‘grote tijger’.

10. Pisa-mansinho – Betekent iemand die rustig loopt als een ninja.

11. Cumbuca – Aarden pot; Wordt ook gebruikt om iemand te beschrijven die nieuwsgierig is.

12. Molho – Saus; betekent ook iemand die uitstelt.

13. Mexeriqueiro – Bemoeial; iemand die roddelt.

14. Fuleiro – Iets goedkoops of van lage kwaliteit; vaak humoristisch gebruikt.

15. Gargalhada – Luid gelach; Wordt ook gebruikt om een heel grappige situatie te beschrijven.

16. Furão – Een fret; maar ook iemand die plannen doorzet.

17. Abestado – Dwaas of dwaas persoon.

18. Zenzinho – Een uitdrukking van genegenheid, maar klinkt grappig.

19. Xexelento – Iets ouds en versleten.

20. Coxinha – Betekent letterlijk ‘drumstick’; Ook een populaire snack.

21. Piriguete – Verwijst naar een flirterige vrouw; vaak humoristisch gebruikt.

22. Gambiarra – Geïmproviseerde oplossing; vaak geïmproviseerd en grappig.

23. Lombra – Een jargon voor een veranderde toestand, meestal door extreem moe zijn of door middelen.

24. Xará – Gebruikt voor iemand met dezelfde naam als jij.

25. Cambalhota – Saloi.

26. Funicar – In elkaar flansen; resulteert meestal in iets grappigs.

27. Tosco – Onhandig of onhandig persoon of ding.

28. Calango – Een kleine hagedis; vaak gebruikt om een rusteloos persoon te beschrijven.

29. Suvaco – oksel; ook jargon voor in een krappe situatie zitten.

30. Marmota – Een groundhog, maar ook gebruikt voor een onhandig persoon.

31. Pelego – Een oud tapijt, of een informant.

32. Farofeiro – Picknickganger met veel eten; vaak in een humoristische context.

33. Rabugento – Chagrijnig persoon.

34. Bicicletinha – Minifiets; vaak humoristisch gebruikt om iets kleins te beschrijven.

35. Boquirroto – Iemand die te veel praat.

36. Estrupício – Onhandig of onhandig persoon.

37. Rapadura – Ongeraffineerde bruine suiker, vaak humoristisch gebruikt om iemand van het platteland te beschrijven.

38. Serelepe – Een levendig, springerig persoon.

39. Fuçanga – Iemand die veel eet; vaak humoristisch.

40. Zanzar – Doelloos ronddwalen.

41. Treco – Thingamajig of whatchamacallit; Wordt gebruikt wanneer u de naam van een item vergeet.

42. Fofoqueiro – Roddels.

43. Trombadinha – Kleine dief; Ook speels gebruikt voor iemand die je eten afpakt.

44. Bochecha – Wang; Vaak gebruikt om iemand met bolle wangen te beschrijven.

45. Baratinar – Om te verwarren of te verbijsteren.

46. Macambúzio – Melancholisch of somber persoon.

47. Funga-funga – Snuiven; Humoristisch gebruikt voor iemand die constant verkouden is.

48. Preguiçoso – Lui persoon.

49. Zangão – Mannelijke bij of drone, vaak gebruikt om een luie man te beschrijven.

50. Chulé – Voet geur.