Vergrotende bijvoeglijke naamwoorden vormen Opdrachten in de Duitse taal

Vergrotende bijvoeglijke naamwoorden, of comparatieven, vormen een essentieel onderdeel van de Duitse grammatica. Ze stellen ons in staat om vergelijkingen te maken tussen mensen, objecten of situaties. Het correct gebruiken van deze vorm kan je taalvaardigheid aanzienlijk verbeteren en je helpen om duidelijker en effectiever te communiceren. In het Duits worden vergrotende bijvoeglijke naamwoorden gevormd door specifieke regels en patronen die soms verschillen van het Nederlands, wat het belangrijk maakt om deze goed te leren en te oefenen. In deze sectie vind je verschillende oefeningen die je zullen helpen om vertrouwd te raken met de vorming en het gebruik van vergrotende bijvoeglijke naamwoorden in het Duits. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes wil leren of een gevorderde student die zijn kennis wil verfijnen, deze oefeningen zijn ontworpen om je begrip te verdiepen en je vaardigheden aan te scherpen. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je steeds vloeiender en zelfverzekerder wordt in het gebruik van comparatieven.

Exercise 1

<p>1. Deze appel is *groter* dan die andere. (vergelijking tussen twee objecten)</p> <p>2. De trein naar Amsterdam is *sneller* dan de bus. (snelheid van vervoersmiddelen)</p> <p>3. Haar nieuwe huis is *mooier* dan haar oude huis. (vergelijking van huizen)</p> <p>4. Deze zomer was *warmer* dan vorig jaar. (temperatuur vergelijking)</p> <p>5. Mijn broer is *sterker* dan ik. (kracht vergelijking tussen twee personen)</p> <p>6. Dit boek is *interessanter* dan het vorige boek. (vergelijking van boeken)</p> <p>7. Hun auto is *duurder* dan die van ons. (prijs vergelijking van auto's)</p> <p>8. De nieuwe leraar is *vriendelijker* dan de vorige. (karaktereigenschap van personen)</p> <p>9. Het zwembad in dit hotel is *groter* dan dat in het vorige hotel. (vergelijking van zwembaden)</p> <p>10. Deze weg is *veiliger* dan de andere route. (veiligheid van routes)</p>

Exercise 2

<p>1. Der Apfel ist *größer* als die Birne (vergelijking).</p> <p>2. Meine Schwester ist *jünger* als ich (leeftijd).</p> <p>3. Dieses Buch ist *interessanter* als das andere (interesse).</p> <p>4. Der Elefant ist *stärker* als das Pferd (kracht).</p> <p>5. Im Winter ist es *kälter* als im Sommer (weer).</p> <p>6. Dieser Film ist *länger* als der, den wir letzte Woche gesehen haben (duur).</p> <p>7. Ein Haus ist *teurer* als eine Wohnung (prijs).</p> <p>8. Der Test heute war *einfacher* als der letzte (moeilijkheidsgraad).</p> <p>9. Mein Hund ist *freundlicher* als die Katze meiner Nachbarn (karakter).</p> <p>10. Ein Flugzeug ist *schneller* als ein Auto (snelheid).</p>

Exercise 3

<p>1. De berg is *hoger* dan de heuvel (het tegenovergestelde van lager).</p> <p>2. Dit boek is *interessanter* dan dat boek (meer boeiend).</p> <p>3. Mijn huis is *groter* dan jouw huis (meer ruimte).</p> <p>4. Deze film is *spannender* dan de vorige (meer opwinding).</p> <p>5. De nieuwe auto is *sneller* dan de oude (meer snelheid).</p> <p>6. Haar kamer is *schoner* dan die van mij (minder vuil).</p> <p>7. De zomer is *warmer* dan de lente (hoger temperatuur).</p> <p>8. Deze taart is *lekkerder* dan de koekjes (meer smaakvol).</p> <p>9. De trein is *langzamer* dan het vliegtuig (minder snelheid).</p> <p>10. Mijn zus is *jonger* dan ik (minder jaren).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.