Pick a language and start learning!
Overtreffende bijwoorden Opdrachten in de Duitse taal
Bij het leren van de Duitse taal is het begrijpen van overtreffende bijwoorden (Superlative Adverbien) essentieel om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen. Overtreffende bijwoorden worden gebruikt om een handeling of toestand op de meest intense manier te beschrijven. Ze helpen je niet alleen om je zinnen levendiger en expressiever te maken, maar ook om duidelijker te communiceren hoe een actie of eigenschap zich verhoudt tot anderen. In het Duits zijn er specifieke regels en uitzonderingen voor het vormen van deze bijwoorden, en het beheersen hiervan kan je helpen om nauwkeuriger en overtuigender te spreken en schrijven.
Op deze pagina vind je een reeks oefeningen die je zullen helpen om je kennis van overtreffende bijwoorden in het Duits te testen en te verbeteren. We hebben een gevarieerd aanbod aan oefeningen samengesteld, van het herkennen en correct gebruiken van overtreffende bijwoorden in zinnen tot het zelf vormen van deze bijwoorden uit hun grondvorm. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je steeds zelfverzekerder wordt in het gebruik van deze belangrijke grammaticale constructie. Veel succes met de oefeningen en onthoud: oefening baart kunst!
Exercise 1
<p>1. Diese Aufgabe ist *einfacher* als die letzte (bijwoord voor 'makkelijk').</p>
<p>2. Der heutige Film war *spannender* als der gestrige (bijwoord voor 'spannend').</p>
<p>3. Mein Haus ist *größer* als dein Haus (bijwoord voor 'groot').</p>
<p>4. Der Kaffee hier ist *besser* als im anderen Café (bijwoord voor 'goed').</p>
<p>5. Sie spricht *schneller* als ich (bijwoord voor 'snel').</p>
<p>6. Das Wetter in Spanien ist *wärmer* als hier (bijwoord voor 'warm').</p>
<p>7. Dieser Berg ist *höher* als der andere (bijwoord voor 'hoog').</p>
<p>8. Er ist *klüger* als ich dachte (bijwoord voor 'slim').</p>
<p>9. Der Test war *schwieriger* als erwartet (bijwoord voor 'moeilijk').</p>
<p>10. Ihr Lächeln ist *schöner* als seines (bijwoord voor 'mooi').</p>
Exercise 2
<p>1. De zon schijnt *helderder* dan gisteren (bijwoord dat de intensiteit van licht beschrijft).</p>
<p>2. Hij rent *sneller* dan zijn broer (bijwoord dat snelheid beschrijft).</p>
<p>3. Zij zingt *mooier* dan alle anderen in het koor (bijwoord dat de kwaliteit van zang beschrijft).</p>
<p>4. Deze taak is *gemakkelijker* dan die van vorige week (bijwoord dat de mate van moeilijkheid beschrijft).</p>
<p>5. Hij spreekt Duits *beter* dan Engels (bijwoord dat de vaardigheid in een taal beschrijft).</p>
<p>6. De film was *spannender* dan ik had verwacht (bijwoord dat de intensiteit van spanning beschrijft).</p>
<p>7. Zij werkt *harder* dan wie dan ook in het team (bijwoord dat de intensiteit van werk beschrijft).</p>
<p>8. De nieuwe telefoon is *sneller* dan het oude model (bijwoord dat de snelheid van een apparaat beschrijft).</p>
<p>9. Hij lacht *vrolijker* dan zijn vrienden (bijwoord dat de intensiteit van vreugde beschrijft).</p>
<p>10. Zij leert *efficiënter* dan haar klasgenoten (bijwoord dat de mate van efficiëntie beschrijft).</p>
Exercise 3
<p>1. Er läuft *schneller* als sein Bruder. (adverbium dat snelheid aangeeft)</p>
<p>2. Der Film war *interessanter* als das Buch. (adverbium dat mate van interesse aangeeft)</p>
<p>3. Sie spricht *besser* Deutsch als Französisch. (adverbium dat kwaliteit van spreken aangeeft)</p>
<p>4. Dieser Berg ist *höher* als der andere. (adverbium dat hoogte aangeeft)</p>
<p>5. Das Wetter ist heute *schlechter* als gestern. (adverbium dat kwaliteit van weer aangeeft)</p>
<p>6. Mein Hund rennt *schneller* als deiner. (adverbium dat snelheid aangeeft)</p>
<p>7. Ihr Vorschlag war *besser* als meiner. (adverbium dat kwaliteit van voorstel aangeeft)</p>
<p>8. Der neue Laptop ist *leichter* als der alte. (adverbium dat gewicht aangeeft)</p>
<p>9. Das Spiel war *spannender* als das letzte. (adverbium dat spanning aangeeft)</p>
<p>10. Diese Aufgabe ist *schwieriger* als die vorherige. (adverbium dat moeilijkheid aangeeft)</p>




