Pick a language and start learning!
Onmiddellijke toekomende tijd Opdrachten in de Franse taal
De onmiddellijke toekomende tijd, of futur proche, is een veelgebruikte tijdsvorm in het Frans die wordt gebruikt om acties uit te drukken die in de nabije toekomst zullen plaatsvinden. Het is een eenvoudig te leren constructie die bestaat uit de tegenwoordige tijd van het werkwoord "aller" (gaan) gevolgd door een infinitief. Deze tijdsvorm is bijzonder nuttig in dagelijkse gesprekken omdat het duidelijk en direct aangeeft dat een actie op het punt staat te gebeuren.
In deze oefeningen zullen we de onmiddellijke toekomende tijd in verschillende contexten toepassen, zodat je vertrouwd raakt met zowel het vormen als het gebruiken van deze tijdsvorm. Of je nu een beginner bent die zijn eerste stappen zet in het Frans of een gevorderde spreker die zijn vaardigheden wil verfijnen, deze oefeningen helpen je om het futur proche correct en vloeiend te gebruiken. Laten we beginnen met enkele basisvoorbeelden en geleidelijk overgaan naar meer complexe zinnen en situaties.
Exercise 1
<p>1. Je *vais* aller au marché (werkwoord voor gaan).</p>
<p>2. Ils *vont* regarder un film ce soir (werkwoord voor kijken).</p>
<p>3. Nous *allons* manger dans un restaurant (werkwoord voor eten).</p>
<p>4. Elle *va* étudier pour l'examen demain (werkwoord voor studeren).</p>
<p>5. Vous *allez* visiter Paris la semaine prochaine (werkwoord voor bezoeken).</p>
<p>6. On *va* faire du sport cet après-midi (werkwoord voor doen).</p>
<p>7. Tu *vas* acheter des vêtements nouveaux (werkwoord voor kopen).</p>
<p>8. Ils *vont* jouer au football dans le parc (werkwoord voor spelen).</p>
<p>9. Nous *allons* lire ce livre ensemble (werkwoord voor lezen).</p>
<p>10. Il *va* écrire une lettre à son ami (werkwoord voor schrijven).</p>
Exercise 2
<p>1. Ils *vont* acheter une nouvelle voiture (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>2. Nous *allons* manger dans ce restaurant ce soir (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>3. Je *vais* téléphoner à mon ami demain (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>4. Marie *va* visiter Paris la semaine prochaine (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>5. Vous *allez* regarder ce film ce week-end (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>6. Elle *va* étudier pour l'examen ce soir (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>7. Tu *vas* partir en vacances le mois prochain (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>8. Nous *allons* organiser une fête pour son anniversaire (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>9. Ils *vont* déménager dans une nouvelle maison bientôt (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
<p>10. Je *vais* lire ce livre après le dîner (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
Exercise 3
<p>1. Il *va* aller à la piscine (hij gaat).</p>
<p>2. Nous *allons* manger au restaurant ce soir (wij gaan).</p>
<p>3. Elle *va* étudier pour l'examen demain (zij gaat).</p>
<p>4. Vous *allez* visiter le musée cette après-midi (jullie gaan).</p>
<p>5. Ils *vont* jouer au foot après l'école (zij gaan, mannelijk meervoud).</p>
<p>6. Tu *vas* faire les courses ce matin (jij gaat).</p>
<p>7. On *va* regarder un film ce soir (men gaat).</p>
<p>8. Elles *vont* faire du shopping ce week-end (zij gaan, vrouwelijk meervoud).</p>
<p>9. Je *vais* téléphoner à mon ami ce soir (ik ga).</p>
<p>10. Nous *allons* prendre le train demain matin (wij gaan).</p>




