Pick a language and start learning!
Vervoegen van regelmatige werkwoorden op -IR in de tegenwoordige tijd Opdrachten in de Portugese taal
Het vervoegen van regelmatige werkwoorden op -IR in de tegenwoordige tijd is een essentieel onderdeel van het Portugees leren. Deze werkwoorden volgen een voorspelbaar patroon dat, eenmaal begrepen, je in staat stelt om tal van zinnen correct te vormen. Door de structuur en de overeenkomsten met Nederlandse werkwoordvervoegingen te herkennen, kun je snel vooruitgang boeken en zelfverzekerd communiceren in het Portugees.
In deze oefeningen richten we ons op het systematisch oefenen van de vervoegingen van -IR werkwoorden, zodat je vertrouwd raakt met de patronen en uitzonderingen. We bieden een reeks interactieve activiteiten die je zullen helpen de theorie in de praktijk te brengen. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen zijn ontworpen om je taalvaardigheden te verbeteren en je zelfvertrouwen in het gebruik van het Portugees te vergroten.
Exercise 1
<p>1. O João *abre* a janela todas as manhãs. (werkwoord voor openen)</p>
<p>2. Nós *assistimos* ao filme ontem à noite. (werkwoord voor kijken)</p>
<p>3. Eles *corrigem* os erros no exame. (werkwoord voor corrigeren)</p>
<p>4. Eu *decido* o que vamos jantar hoje. (werkwoord voor beslissen)</p>
<p>5. A Maria e o Paulo *dividem* a sobremesa entre si. (werkwoord voor delen)</p>
<p>6. Tu *subes* a montanha rapidamente. (werkwoord voor klimmen)</p>
<p>7. Os alunos *descrevem* a experiência na aula de ciências. (werkwoord voor beschrijven)</p>
<p>8. Nós *discutimos* o projeto em grupo. (werkwoord voor bespreken)</p>
<p>9. Ele *imprime* os documentos na impressora. (werkwoord voor afdrukken)</p>
<p>10. Eu *consinto* com as regras do jogo. (werkwoord voor toestemmen)</p>
Exercise 2
<p>1. Maria *parte* elke dag om 8 uur naar haar werk (vertrekken).</p>
<p>2. Wij *dormimos* altijd vroeg op zaterdagavond (slapen).</p>
<p>3. Jij *assistes* elke week aan de taalles (bijwonen).</p>
<p>4. De kinderen *corrigem* hun huiswerk voor het avondeten (verbeteren).</p>
<p>5. Hij *decide* om in het weekend naar het strand te gaan (beslissen).</p>
<p>6. Jullie *abrirem* de cadeaus op kerstochtend (openen).</p>
<p>7. Ana en Pedro *segrem* altijd de regels op school (volgen).</p>
<p>8. Ik *discuto* vaak met mijn vrienden over films (discussiëren).</p>
<p>9. De kat *sube* de boom in als hij bang is (klimmen).</p>
<p>10. Jij *consentis* met het voorstel van je collega (toestemmen).</p>
Exercise 3
<p>1. Eles *abrem* a porta todos os dias (werkwoord voor openen).</p>
<p>2. Eu *decido* o que vamos comer hoje (werkwoord voor beslissen).</p>
<p>3. Nós *assistimos* a um filme ontem (werkwoord voor kijken).</p>
<p>4. Ela *sorri* sempre que vê o filho (werkwoord voor glimlachen).</p>
<p>5. Vocês *dividem* a conta igualmente (werkwoord voor verdelen).</p>
<p>6. Eu *consinto* com a sua decisão (werkwoord voor toestemmen).</p>
<p>7. Elas *cobrem* a mesa com uma toalha (werkwoord voor bedekken).</p>
<p>8. Ele *define* as regras do jogo (werkwoord voor definiëren).</p>
<p>9. Nós *dirigimos* a empresa juntos (werkwoord voor leiden).</p>
<p>10. Tu *vestes* um casaco no inverno (werkwoord voor aantrekken).</p>




