Pick a language and start learning!
Veelvoorkomende bijwoorden van frequentie Opdrachten in de Portugese taal
Veelvoorkomende bijwoorden van frequentie zijn essentieel voor iedereen die Portugees wil leren of zijn vaardigheden in deze taal wil verbeteren. Deze bijwoorden helpen ons om de regelmaat van acties en gebeurtenissen te beschrijven, wat cruciaal is voor duidelijke en nauwkeurige communicatie. Door bijwoorden zoals 'sempre' (altijd), 'geralmente' (meestal), en 'às vezes' (soms) correct te gebruiken, kun je meer gedetailleerde en contextueel rijke zinnen vormen. Dit maakt je taalgebruik niet alleen vloeiender, maar ook natuurlijker en overtuigender.
Op deze pagina vind je een reeks oefeningen die speciaal zijn ontworpen om je begrip en gebruik van deze bijwoorden van frequentie te verbeteren. Of je nu net begint met het leren van Portugees of al een gevorderde spreker bent die zijn vaardigheden wil verfijnen, deze oefeningen bieden waardevolle praktijk. Je leert niet alleen hoe je deze bijwoorden correct in zinnen kunt plaatsen, maar ook hoe je hun subtiele verschillen en nuances kunt begrijpen. Begin vandaag nog met oefenen en ontdek hoe deze kleine woorden een groot verschil kunnen maken in je taalvaardigheid!
Exercise 1
<p>1. Ele *sempre* chega cedo ao trabalho (bijwoord voor "altijd").</p>
<p>2. Nós *raramente* vamos ao cinema (bijwoord voor "zelden").</p>
<p>3. Ela *frequentemente* visita seus avós (bijwoord voor "vaak").</p>
<p>4. Eles *nunca* se atrasam para a aula (bijwoord voor "nooit").</p>
<p>5. Eu *às vezes* esqueço minhas chaves (bijwoord voor "soms").</p>
<p>6. Nós *normalmente* almoçamos juntos (bijwoord voor "normaal gesproken").</p>
<p>7. Ele *quase sempre* faz exercício de manhã (bijwoord voor "bijna altijd").</p>
<p>8. Ela *ocasionalmente* lê livros de romance (bijwoord voor "af en toe").</p>
<p>9. Nós *quase nunca* comemos fora (bijwoord voor "bijna nooit").</p>
<p>10. Eles *constantemente* estudam para os exames (bijwoord voor "constant").</p>
Exercise 2
<p>1. Maria gaat *altijd* naar de sportschool op dinsdag (Altijd / altijd).</p>
<p>2. João eet *nooit* vis omdat hij allergisch is (Nooit / nooit).</p>
<p>3. Zij *meestal* drinkt koffie in de ochtend (Meestal / meestal).</p>
<p>4. Pedro werkt *soms* vanuit huis als het regent (Soms / soms).</p>
<p>5. Ana ziet haar vrienden *vaak* in het weekend (Vaak / vaak).</p>
<p>6. Hij komt *zelden* te laat op zijn werk (Zelden / zelden).</p>
<p>7. Wij gaan *soms* naar het strand in de zomer (Soms / soms).</p>
<p>8. Zij leest *bijna altijd* een boek voordat ze gaat slapen (Bijna altijd / bijna altijd).</p>
<p>9. Ik eet *altijd* ontbijt voordat ik naar school ga (Altijd / altijd).</p>
<p>10. Zij komt *regelmatig* langs om te helpen met het huishouden (Regelmatig / regelmatig).</p>
Exercise 3
<p>1. Ela *sempre* chega na escola antes das sete horas (altijd).</p>
<p>2. Nós *nunca* esquecemos de fazer a lição de casa (nooit).</p>
<p>3. Ele *raramente* come doces (zelden).</p>
<p>4. Eles *frequentemente* jogam futebol no parque (vaak).</p>
<p>5. Eu *às vezes* vou ao cinema no fim de semana (soms).</p>
<p>6. Minha mãe *constantemente* me lembra de arrumar meu quarto (voortdurend).</p>
<p>7. Nós *normalmente* tomamos café da manhã às oito horas (meestal).</p>
<p>8. Você *regularmente* visita seus avós? (regelmatig).</p>
<p>9. Ele *ocasionalmente* lê livros de ficção científica (af en toe).</p>
<p>10. Elas *quase nunca* perdem um episódio da série favorita (bijna nooit).</p>