Pick a language and start learning!
Bepaalde lidwoorden in idiomatische uitdrukkingen Opdrachten in de Portugese taal

Bepaalde lidwoorden spelen een cruciale rol in de Nederlandse taal, vooral in idiomatische uitdrukkingen. Het juiste gebruik van 'de' en 'het' kan niet alleen de betekenis van een zin verduidelijken, maar ook de vloeiendheid en natuurlijkheid van je spraak verbeteren. In het Portugees is er slechts één bepaald lidwoord, wat het leren van Nederlandse lidwoorden soms uitdagender kan maken voor moedertaalsprekers van het Portugees. Daarom is het essentieel om deze lidwoorden in hun context te bestuderen en te oefenen, zodat je beter kunt begrijpen hoe ze worden toegepast in alledaagse uitdrukkingen.
In deze sectie bieden we een reeks oefeningen die je helpen om vertrouwd te raken met het gebruik van bepaalde lidwoorden in idiomatische uitdrukkingen. Elke oefening is zorgvuldig ontworpen om je kennis te testen en je vaardigheid in het correct toepassen van 'de' en 'het' te verbeteren. Door deze oefeningen regelmatig te doen, zul je merken dat je niet alleen beter wordt in het herkennen van de juiste lidwoorden, maar ook in het begrijpen van de nuances van de Nederlandse taal. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden verder wilt aanscherpen, deze oefeningen zullen je helpen om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen.
Exercise 1
<p>1. Ele comprou *o* carro do vizinho (lidwoord voor mannelijk enkelvoud).</p>
<p>2. Ela gosta de *a* música clássica (lidwoord voor vrouwelijk enkelvoud).</p>
<p>3. Nós vamos para *a* praia amanhã (lidwoord voor vrouwelijk enkelvoud).</p>
<p>4. Preciso de *o* endereço do restaurante (lidwoord voor mannelijk enkelvoud).</p>
<p>5. Eles visitaram *o* museu ontem (lidwoord voor mannelijk enkelvoud).</p>
<p>6. Ela trouxe *o* bolo para a festa (lidwoord voor mannelijk enkelvoud).</p>
<p>7. Vamos assistir *o* filme juntos (lidwoord voor mannelijk enkelvoud).</p>
<p>8. Ele encontrou *a* chave perdida (lidwoord voor vrouwelijk enkelvoud).</p>
<p>9. Ela leu *o* livro inteiro em uma semana (lidwoord voor mannelijk enkelvoud).</p>
<p>10. Ele gosta de *a* comida italiana (lidwoord voor vrouwelijk enkelvoud).</p>
Exercise 2
<p>1. Ele está *à* procura de emprego (artikel voor 'procura').</p>
<p>2. Eu vou *ao* cinema esta noite (artikel voor 'cinema').</p>
<p>3. Ela está *à* vontade com a nova situação (artikel voor 'vontade').</p>
<p>4. Nós viajamos *às* montanhas no fim de semana (artikel voor 'montanhas').</p>
<p>5. Ele sempre vai *ao* mercado pela manhã (artikel voor 'mercado').</p>
<p>6. Eles foram *à* praia nas férias (artikel voor 'praia').</p>
<p>7. Eu estou *à* espera de uma resposta (artikel voor 'espera').</p>
<p>8. Nós vamos *à* festa do bairro amanhã (artikel voor 'festa').</p>
<p>9. Você precisa ir *ao* médico regularmente (artikel voor 'médico').</p>
<p>10. Eles moram *à* beira do rio (artikel voor 'beira').</p>
Exercise 3
<p>1. Ele está *à* procura de emprego (prepositie voor bestemming).</p>
<p>2. Eu fui *à* feira ontem (prepositie voor plaats).</p>
<p>3. Eles foram *à* festa juntos (prepositie voor plaats).</p>
<p>4. Ela veio *do* mercado (prepositie voor oorsprong).</p>
<p>5. Nós estamos *na* escola agora (prepositie voor plaats).</p>
<p>6. Vou viajar *para* o Brasil nas férias (prepositie voor bestemming).</p>
<p>7. Ele gosta *do* chocolate (prepositie voor oorsprong).</p>
<p>8. Eu vou *à* praia no fim de semana (prepositie voor bestemming).</p>
<p>9. Eles saíram *da* festa cedo (prepositie voor oorsprong).</p>
<p>10. Nós estamos *no* parque agora (prepositie voor plaats).</p>