Pick a language and start learning!
Beschrijvende bijvoeglijke naamwoorden en hun gradaties Opdrachten in de Portugese taal
Beschrijvende bijvoeglijke naamwoorden en hun gradaties zijn essentieel in de Nederlandse taal om nuances en details in onze communicatie over te brengen. Bijvoeglijke naamwoorden helpen ons om de eigenschappen van personen, plaatsen en dingen te beschrijven, waardoor onze taal rijker en expressiever wordt. Door te begrijpen hoe deze bijvoeglijke naamwoorden werken en hoe ze kunnen worden versterkt of verzwakt, kunnen we onze beschrijvingen nauwkeuriger en levendiger maken.
In deze oefeningen zullen we ons verdiepen in de verschillende manieren waarop beschrijvende bijvoeglijke naamwoorden kunnen worden gebruikt en gemoduleerd. Van eenvoudige basisvormen tot meer complexe gradaties, zoals vergrotende en overtreffende trappen, zal je leren hoe je je woordenschat kunt uitbreiden en verfijnen. Door middel van praktische voorbeelden en interactieve oefeningen, zul je in staat zijn om deze concepten beter te begrijpen en toe te passen in je dagelijkse conversaties.
Exercise 1
<p>1. De hond van mijn buurman is *groter* dan de mijne (comparatief van groot).</p>
<p>2. Deze appel is *rijper* dan die van gisteren (comparatief van rijp).</p>
<p>3. De zon op deze foto is *helderder* dan in het echt (comparatief van helder).</p>
<p>4. Mijn moeder is *vriendelijker* dan mijn vader (comparatief van vriendelijk).</p>
<p>5. De lucht is vandaag *blauwer* dan gisteren (comparatief van blauw).</p>
<p>6. Dit boek is *interessanter* dan het vorige dat ik las (comparatief van interessant).</p>
<p>7. Mijn nieuwe fiets is *sneller* dan mijn oude (comparatief van snel).</p>
<p>8. Deze soep is *zouter* dan de vorige keer (comparatief van zout).</p>
<p>9. De berg in de verte lijkt *hoger* dan deze hier (comparatief van hoog).</p>
<p>10. Mijn zus is *slimmer* dan ik (comparatief van slim).</p>
Exercise 2
<p>1. A casa dela é *mais bonita* do que a minha (vergelijking van schoonheid).</p>
<p>2. Ele é o aluno *mais inteligente* da turma (hoogste gradatie van intelligentie).</p>
<p>3. O cachorro está *muito cansado* depois da corrida (hoogste gradatie van moeheid).</p>
<p>4. Ela se sente *menos feliz* hoje do que ontem (lagere gradatie van geluk).</p>
<p>5. Este livro é *o mais interessante* que já li (hoogste gradatie van interesse).</p>
<p>6. Este café é *menos forte* do que o outro (vergelijking van sterkte).</p>
<p>7. O filme era *muito chato* e eu quase dormi (hoogste gradatie van verveling).</p>
<p>8. A comida estava *mais saborosa* do que eu esperava (vergelijking van smaak).</p>
<p>9. A viagem foi *a mais longa* que já fizemos (hoogste gradatie van lengte).</p>
<p>10. Ele é *menos alto* do que o irmão (lagere gradatie van lengte).</p>
Exercise 3
<p>1. O gato é *mais* rápido que o cachorro (vergelijking).</p>
<p>2. Esta maçã é *menos* doce do que aquela (vergelijking).</p>
<p>3. O filme de ontem foi *muito* interessante (intensiteit).</p>
<p>4. Aquela casa é *mais* antiga do que esta (vergelijking).</p>
<p>5. O livro é *tão* bom quanto o filme (vergelijking met "zoveel als").</p>
<p>6. A pizza é *muito* deliciosa (intensiteit).</p>
<p>7. Este problema é *menos* complicado do que parece (vergelijking).</p>
<p>8. O carro novo é *mais* caro do que o velho (vergelijking).</p>
<p>9. A tarefa é *menos* difícil do que pensei (vergelijking).</p>
<p>10. O parque estava *muito* lotado no domingo (intensiteit).</p>




