Pick a language and start learning!
Bijwoorden van plaats Opdrachten in de Italiaanse taal
Bijwoorden van plaats spelen een cruciale rol in het Italiaans, net zoals in het Nederlands. Ze helpen ons om de locatie van een gebeurtenis, object of persoon precies te beschrijven. Denk bijvoorbeeld aan woorden zoals 'hier', 'daar', 'ergens' of 'overal'. Door deze bijwoorden te beheersen, kun je jouw zinnen niet alleen begrijpelijker, maar ook levendiger en gedetailleerder maken.
Op deze pagina vind je diverse oefeningen die je zullen helpen om de bijwoorden van plaats in het Italiaans te leren en toe te passen. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen zijn ontworpen om je taalvaardigheden te verbeteren door middel van praktische toepassing en herhaling. Begin vandaag nog en ontdek hoe je jouw Italiaanse taalvaardigheid naar een hoger niveau kunt tillen!
Exercise 1
<p>1. De kat zit *boven* op de kast (plaatsaanduiding van hoger gelegen plek).</p>
<p>2. De auto staat geparkeerd *voor* het huis (plaatsaanduiding van locatie tegenover object).</p>
<p>3. De hond ligt *onder* de tafel te slapen (plaatsaanduiding van lager gelegen plek).</p>
<p>4. Het kantoor bevindt zich *naast* de supermarkt (plaatsaanduiding van locatie aan de zijkant).</p>
<p>5. De boeken liggen *op* de plank (plaatsaanduiding van locatie op een oppervlak).</p>
<p>6. De kinderen spelen *buiten* in de tuin (plaatsaanduiding van locatie niet binnen).</p>
<p>7. De sleutels liggen *in* de lade (plaatsaanduiding van locatie binnen een object).</p>
<p>8. Het vliegtuig vliegt *boven* de wolken (plaatsaanduiding van locatie hoger dan object).</p>
<p>9. De schoenen staan *naast* de deur (plaatsaanduiding van locatie aan de zijkant van object).</p>
<p>10. De schilderijen hangen *aan* de muur (plaatsaanduiding van locatie bevestigd aan een oppervlak).</p>
Exercise 2
<p>1. De kat zit *onder* de tafel (plaats waar de kat zich verstopt).</p>
<p>2. Het schilderij hangt *aan* de muur (plaats waar je een schilderij ophangt).</p>
<p>3. We hebben een picknick *bij* het meer gehouden (plaats naast het water).</p>
<p>4. De boeken liggen *op* het bureau (plaats waar je werkt of studeert).</p>
<p>5. De hond rent *door* de tuin (plaats binnen de omheining).</p>
<p>6. Ze woont *naast* de school (plaats direct ernaast).</p>
<p>7. De kinderen spelen *in* het park (plaats om te spelen in de natuur).</p>
<p>8. De lamp staat *op* de tafel (plaats waar je een lamp neerzet).</p>
<p>9. De auto staat geparkeerd *voor* het huis (plaats aan de voorkant).</p>
<p>10. De schoenen staan *onder* het bed (plaats onder het meubilair).</p>
Exercise 3
<p>1. Il gatto è *sotto* il tavolo (positie onder).</p>
<p>2. La farmacia si trova *accanto* alla chiesa (naast).</p>
<p>3. Ho lasciato le chiavi *sopra* il comodino (positie boven).</p>
<p>4. La scuola è *vicino* al parco (dichtbij).</p>
<p>5. Ho parcheggiato la macchina *davanti* alla casa (positie voor).</p>
<p>6. La stazione è *dietro* l'angolo (achter).</p>
<p>7. Il cane dorme *dentro* la cuccia (binnenin).</p>
<p>8. Il libro è *tra* i due cuscini (tussen).</p>
<p>9. Il ristorante si trova *di fronte* al cinema (tegenover).</p>
<p>10. La penna è *a sinistra* del quaderno (links).</p>