Pick a language and start learning!
Comparatieve uitdrukkingen met “do que” Opdrachten in de Portugese taal
Bij het leren van de Portugese taal komt men vaak vergelijkingen tegen waarin het woord "do que" een belangrijke rol speelt. Deze uitdrukkingen helpen ons om verschillen en overeenkomsten tussen mensen, objecten en situaties uit te drukken. Het correct gebruiken van deze vergelijkende structuren is essentieel voor een vloeiende en natuurlijke communicatie in het Portugees. In deze sectie zullen we verschillende grammaticale oefeningen presenteren die je zullen helpen deze uitdrukkingen te begrijpen en correct toe te passen.
Onze oefeningen zijn zorgvuldig ontworpen om je kennis te testen en te verbeteren. Door middel van praktijkvoorbeelden en zinvolle contexten, zul je leren hoe je "do que" effectief kunt gebruiken in dagelijkse gesprekken. Of je nu een beginner bent of al enige ervaring hebt met de Portugese taal, deze oefeningen bieden een waardevolle kans om je vaardigheden verder te ontwikkelen en je vertrouwen in het gebruik van vergelijkende uitdrukkingen te vergroten. Laten we beginnen met het verkennen van deze fascinerende grammaticale constructies!
Exercise 1
<p>1. Ela é mais alta *do que* sua irmã (vergelijking tussen twee personen).</p>
<p>2. Este filme é mais interessante *do que* o anterior (vergelijking tussen twee films).</p>
<p>3. Prefiro comer em casa *do que* no restaurante (voorkeur voor thuis eten).</p>
<p>4. Ele corre mais rápido *do que* eu (vergelijking van snelheid tussen twee personen).</p>
<p>5. Esta tarefa é mais difícil *do que* parecia (moeilijkheidsgraad van een taak).</p>
<p>6. A música clássica é mais relaxante *do que* o rock (vergelijking tussen twee muziekgenres).</p>
<p>7. Gosto mais de praia *do que* de montanha (voorkeur voor vakantieplekken).</p>
<p>8. O novo professor explica melhor *do que* o antigo (vergelijking van leraarskwaliteiten).</p>
<p>9. Este livro é mais extenso *do que* aquele (vergelijking van boeklengte).</p>
<p>10. O verão é mais quente *do que* o inverno (vergelijking tussen twee seizoenen).</p>
Exercise 2
<p>1. Ele é mais alto *do que* seu irmão. (gebruik van vergelijkingen)</p>
<p>2. Ela estuda mais *do que* todos na classe. (hoeveelheid)</p>
<p>3. Este livro é mais interessante *do que* aquele. (vergelijking van eigenschappen)</p>
<p>4. Ele corre mais rápido *do que* eu. (snelheid)</p>
<p>5. O filme foi melhor *do que* esperávamos. (verwachtingen)</p>
<p>6. Eles trabalham mais *do que* nós. (werktempo)</p>
<p>7. Este carro é mais caro *do que* o outro. (prijs)</p>
<p>8. Ela é mais inteligente *do que* seu colega. (intelligentie)</p>
<p>9. Hoje está mais frio *do que* ontem. (weer)</p>
<p>10. Eles chegam mais tarde *do que* nós. (tijd van aankomst)</p>
Exercise 3
<p>1. Ela é mais alta *do que* o irmão. (Vergelijking tussen twee personen)</p>
<p>2. Este filme é mais interessante *do que* o anterior. (Vergelijking van twee films)</p>
<p>3. Ele fala português melhor *do que* eu. (Vergelijking van taalvaardigheid)</p>
<p>4. O livro é mais caro *do que* o jornal. (Vergelijking van prijzen)</p>
<p>5. Este café está mais quente *do que* aquele. (Vergelijking van temperaturen)</p>
<p>6. A cidade é mais bonita *do que* o campo. (Vergelijking van locaties)</p>
<p>7. A comida daqui é mais saborosa *do que* a de lá. (Vergelijking van smaken)</p>
<p>8. Ela corre mais rápido *do que* o amigo. (Vergelijking van snelheid)</p>
<p>9. Este exercício é mais difícil *do que* o outro. (Vergelijking van moeilijkheidsgraden)</p>
<p>10. O cachorro é mais amigável *do que* o gato. (Vergelijking van huisdieren)</p>