Pick a language and start learning!
Complexe voorzetseluitdrukkingen Opdrachten in de Portugese taal
Complexe voorzetseluitdrukkingen vormen een essentieel onderdeel van de Portugese taal en kunnen het begrip en de vloeiendheid aanzienlijk verbeteren. Deze uitdrukkingen, die bestaan uit meerdere woorden, geven specifieke nuances aan zinnen en maken communicatie preciezer en rijker. Het beheersen van deze constructies kan in het begin uitdagend lijken, maar met de juiste oefeningen en voorbeelden wordt het snel een tweede natuur. Door deze complexe voorzetseluitdrukkingen te leren, krijg je een dieper inzicht in de taal en kun je subtielere en meer genuanceerde boodschappen overbrengen.
In deze sectie vind je een reeks oefeningen die speciaal zijn ontworpen om je vertrouwd te maken met complexe voorzetseluitdrukkingen in het Portugees. Elk onderdeel biedt duidelijke uitleg, voorbeelden en praktische opdrachten om je kennis te testen en te versterken. Of je nu een beginner bent die zijn basiskennis wil uitbreiden of een gevorderde student die zijn vaardigheden wil verfijnen, deze oefeningen helpen je om complexe voorzetsels met vertrouwen en precisie te gebruiken. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je steeds gemakkelijker en natuurlijker kunt communiceren in het Portugees.
Exercise 1
<p>1. Ela está muito feliz *com* o resultado do exame (prepositie voor 'met').</p>
<p>2. Ele não pode sair *sem* terminar o trabalho (prepositie voor 'zonder').</p>
<p>3. Nós vamos viajar *para* o Brasil no próximo mês (prepositie voor 'naar').</p>
<p>4. O livro está *sobre* a mesa (prepositie voor 'op').</p>
<p>5. Eles falaram *de* seus planos para o futuro (prepositie voor 'over').</p>
<p>6. Eu estou estudando *para* o exame final (prepositie voor 'voor').</p>
<p>7. Ela mora *em* Lisboa há cinco anos (prepositie voor 'in').</p>
<p>8. Eles saíram *com* os amigos ontem à noite (prepositie voor 'met').</p>
<p>9. Ele trabalha *em* uma empresa internacional (prepositie voor 'bij').</p>
<p>10. O gato está escondido *debaixo* da cama (prepositie voor 'onder').</p>
Exercise 2
<p>1. Ela não veio *por causa de* um problema de saúde (reden van afwezigheid).</p>
<p>2. Nós vamos ao parque *em vez de* ir ao cinema (alternatief voor een activiteit).</p>
<p>3. Ele está feliz *apesar de* ter perdido o emprego (tegenstelling met een negatieve situatie).</p>
<p>4. Maria saiu *antes de* o filme terminar (tijdsaanduiding voor een actie).</p>
<p>5. A reunião foi cancelada *devido a* uma tempestade (reden voor het annuleren).</p>
<p>6. Eles ficaram em casa *por causa de* uma forte chuva (reden voor binnen blijven).</p>
<p>7. João comprou o carro *em vez de* uma moto (alternatief voor een aankoop).</p>
<p>8. Ela conseguiu o emprego *apesar de* não ter experiência (tegenstelling met een gebrek).</p>
<p>9. Nós vamos viajar *depois de* o semestre acabar (tijdsaanduiding voor een activiteit).</p>
<p>10. Ele não foi à festa *porque* estava doente (reden voor het niet gaan).</p>
Exercise 3
<p>1. Ele estava *à espera de* um milagre. (wachten op iets)</p>
<p>2. A reunião foi cancelada *devido a* problemas técnicos. (om een reden)</p>
<p>3. Ela não conseguiu terminar o projeto *por causa de* falta de tempo. (om een reden)</p>
<p>4. Nós viajamos *a fim de* conhecer novas culturas. (met een doel)</p>
<p>5. Ele ficou em casa *em vez de* ir ao cinema. (in plaats van)</p>
<p>6. *Apesar de* estar cansada, ela foi trabalhar. (ondanks iets)</p>
<p>7. Eles se mudaram *para além de* fronteiras. (over iets heen)</p>
<p>8. Ela fez isso *por conta de* um mal-entendido. (om een reden)</p>
<p>9. Eles se reuniram *a propósito de* discutir o novo projeto. (met een doel)</p>
<p>10. O trabalho foi concluído *sob a condição de* receberem o pagamento adiantado. (onder een voorwaarde)</p>