Pick a language and start learning!
Dubbele comparatieven voor nadruk Opdrachten in de Portugese taal
Dubbele comparatieven voor nadruk zijn een fascinerend aspect van de Nederlandse taal dat vaak over het hoofd wordt gezien door zowel moedertaalsprekers als taalstudenten. Deze constructie, waarbij twee comparatieven worden gecombineerd om extra nadruk te leggen, is niet alleen effectief in het versterken van de betekenis van een zin, maar ook in het toevoegen van een bepaalde ritmische en stilistische flair aan je taalgebruik. Door het beheersen van dubbele comparatieven kun je je expressiviteit en precisie in communicatie aanzienlijk verbeteren, wat vooral nuttig is in zowel informele als formele contexten.
Het begrijpen en correct toepassen van dubbele comparatieven kan in het begin misschien uitdagend lijken, maar met de juiste oefening zal het snel een tweede natuur worden. In deze sectie bieden we een reeks oefeningen aan die speciaal zijn ontworpen om je te helpen deze taalkundige vaardigheid onder de knie te krijgen. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van de Nederlandse taal of een gevorderde spreker die zijn grammaticale kennis wil verfijnen, onze oefeningen zullen je stap voor stap begeleiden naar een beter begrip en gebruik van dubbele comparatieven voor nadruk.
Exercise 1
<p>1. O João está ficando *cada vez* mais inteligente (phrases). Clue: hij wordt steeds slimmer.</p>
<p>2. A Maria está *cada vez* mais bonita (phrases). Clue: ze wordt steeds mooier.</p>
<p>3. O clima está ficando *cada vez* mais frio (phrases). Clue: het wordt steeds kouder.</p>
<p>4. Ele está ficando *cada vez* mais forte (phrases). Clue: hij wordt steeds sterker.</p>
<p>5. Ela está ficando *cada vez* mais feliz (phrases). Clue: ze wordt steeds gelukkiger.</p>
<p>6. A cidade está ficando *cada vez* mais populosa (phrases). Clue: de stad wordt steeds dichter bevolkt.</p>
<p>7. O trânsito está ficando *cada vez* mais caótico (phrases). Clue: het verkeer wordt steeds chaotischer.</p>
<p>8. A comida está ficando *cada vez* mais deliciosa (phrases). Clue: het eten wordt steeds lekkerder.</p>
<p>9. O livro está ficando *cada vez* mais interessante (phrases). Clue: het boek wordt steeds interessanter.</p>
<p>10. A viagem está ficando *cada vez* mais emocionante (phrases). Clue: de reis wordt steeds spannender.</p>
Exercise 2
<p>1. O meu irmão está *cada vez mais* cansado depois do trabalho (uitdrukking voor toenemende vermoeidheid).</p>
<p>2. A comida ficou *cada vez melhor* à medida que o chef ganhou experiência (uitdrukking voor toenemende kwaliteit).</p>
<p>3. Ela ficou *cada vez mais* bonita com o passar dos anos (uitdrukking voor toenemende schoonheid).</p>
<p>4. Os preços estão ficando *cada vez mais* altos no supermercado (uitdrukking voor toenemende prijs).</p>
<p>5. A cidade está se tornando *cada vez mais* perigosa à noite (uitdrukking voor toenemende gevaar).</p>
<p>6. O clima está ficando *cada vez mais* quente durante o verão (uitdrukking voor toenemende temperatuur).</p>
<p>7. A tecnologia está se desenvolvendo *cada vez mais* rapidamente (uitdrukking voor toenemende snelheid).</p>
<p>8. As crianças estão ficando *cada vez mais* inteligentes na escola (uitdrukking voor toenemende intelligentie).</p>
<p>9. Ele está ficando *cada vez mais* irritado com as interrupções (uitdrukking voor toenemende irritatie).</p>
<p>10. A música ficou *cada vez mais* alta durante a festa (uitdrukking voor toenemende volume).</p>
Exercise 3
<p>1. Quanto mais ele estuda, *mais* ele aprende (hoe meer... hoe meer).</p>
<p>2. Quanto mais ela trabalha, *mais* cansada fica (hoe meer... hoe meer).</p>
<p>3. Quanto mais você pratica, *melhor* você fica (hoe meer... hoe beter).</p>
<p>4. Quanto mais tempo passamos juntos, *mais* nos conhecemos (hoe meer... hoe meer).</p>
<p>5. Quanto mais frutas você come, *mais* saudável você fica (hoe meer... hoe gezonder).</p>
<p>6. Quanto mais rápido você corre, *mais* calor você sente (hoe sneller... hoe warmer).</p>
<p>7. Quanto mais ele viaja, *mais* experiências ele tem (hoe meer... hoe meer).</p>
<p>8. Quanto mais você economiza, *mais* dinheiro você tem (hoe meer... hoe meer).</p>
<p>9. Quanto mais você lê, *mais* conhecimento você adquire (hoe meer... hoe meer).</p>
<p>10. Quanto mais ela canta, *melhor* sua voz fica (hoe meer... hoe beter).</p>




