Pick a language and start learning!
Even … als vergelijkingen Opdrachten in de Duitse taal
Even ... als vergelijkingen zijn een belangrijk onderdeel van de Duitse grammatica en worden vaak gebruikt om gelijkenissen tussen twee zaken uit te drukken. Dit grammaticale constructie stelt ons in staat om eigenschappen, kwaliteiten of hoeveelheden van twee entiteiten te vergelijken. In het Duits wordt deze vergelijking gemaakt met behulp van de structuur "so ... wie" of "genauso ... wie". Het is essentieel om de juiste vormen en woorden te gebruiken om deze vergelijkingen correct en duidelijk te formuleren.
Op deze pagina bieden we diverse oefeningen aan die je zullen helpen om de even ... als vergelijkingen in het Duits beter te begrijpen en toe te passen. Door middel van praktische voorbeelden en gevarieerde opdrachten leer je hoe je deze vergelijkingen kunt herkennen en correct kunt gebruiken in verschillende contexten. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes wil leren of een gevorderde student die zijn vaardigheden wil verfijnen, onze oefeningen zijn ontworpen om aan jouw leerbehoeften te voldoen. Laten we beginnen met het ontdekken van de wereld van de Duitse vergelijkingen!
Exercise 1
<p>1. Er ist genauso *groß* wie sein Bruder (lengte).</p>
<p>2. Diese Aufgabe ist nicht so *schwierig* wie die letzte (moeilijkheidsgraad).</p>
<p>3. Mein Hund ist genauso *alt* wie dein Hund (leeftijd).</p>
<p>4. Der Sommer in Spanien ist nicht so *heiß* wie in Australien (temperatuur).</p>
<p>5. Sie ist genauso *klug* wie ihr Lehrer (intelligentie).</p>
<p>6. Dieses Buch ist genauso *interessant* wie der Film (boeiend).</p>
<p>7. Sein Auto ist genauso *schnell* wie mein Auto (snelheid).</p>
<p>8. Diese Stadt ist nicht so *laut* wie New York (geluidsniveau).</p>
<p>9. Der Kuchen ist genauso *lecker* wie der von meiner Mutter (smaak).</p>
<p>10. Ihr Haus ist genauso *groß* wie unseres (afmeting).</p>
Exercise 2
<p>1. Er ist *größer* als sein Bruder (hij is meer dan zijn broer).</p>
<p>2. Sie läuft *schneller* als ich (zij loopt meer dan ik).</p>
<p>3. Diese Aufgabe ist *schwieriger* als die letzte (deze taak is meer dan de laatste).</p>
<p>4. Das Buch ist *interessanter* als der Film (het boek is meer dan de film).</p>
<p>5. Dein Auto ist *teurer* als meines (jouw auto is meer dan de mijne).</p>
<p>6. Mein Hund ist *freundlicher* als deiner (mijn hond is meer dan de jouwe).</p>
<p>7. Heute ist es *wärmer* als gestern (vandaag is het meer dan gisteren).</p>
<p>8. Diese Straße ist *breiter* als die andere (deze straat is meer dan de andere).</p>
<p>9. Der Kuchen schmeckt *besser* als das Brot (de taart smaakt meer dan het brood).</p>
<p>10. Ihre Wohnung ist *sauberer* als meine (haar appartement is meer dan de mijne).</p>
Exercise 3
<p>1. Er ist *größer* als sein Bruder (vergelijking van lengte).</p>
<p>2. Diese Aufgabe ist *einfacher* als die letzte (vergelijking van moeilijkheid).</p>
<p>3. Der Sommer ist *wärmer* als der Winter (vergelijking van temperatuur).</p>
<p>4. Sie ist *schneller* als ihr Freund (vergelijking van snelheid).</p>
<p>5. Der Kuchen schmeckt *besser* als der Keks (vergelijking van smaak).</p>
<p>6. Dieses Buch ist *dicker* als das andere (vergelijking van dikte).</p>
<p>7. Der Hund ist *freundlicher* als die Katze (vergelijking van vriendelijkheid).</p>
<p>8. Diese Stadt ist *größer* als das Dorf (vergelijking van grootte).</p>
<p>9. Er ist *klüger* als viele seiner Mitschüler (vergelijking van intelligentie).</p>
<p>10. Der neue Film ist *spannender* als der alte (vergelijking van spanning).</p>




