Gebruik van preteritum voor voltooide acties Opdrachten in de Portugese taal

Het gebruik van de preteritum in het Portugees is essentieel voor het correct uitdrukken van voltooide acties in het verleden. Deze tijdsvorm, ook wel bekend als de onvoltooid verleden tijd, helpt ons om gebeurtenissen te beschrijven die zijn afgerond en geen directe verbinding meer hebben met het heden. Begrip en correcte toepassing van de preteritum is cruciaal voor het verbeteren van je taalvaardigheid in het Portugees, omdat het je in staat stelt om nauwkeurig en duidelijk over het verleden te communiceren. In deze sectie bieden we diverse grammatica-oefeningen aan die speciaal zijn ontworpen om je kennis van de preteritum te versterken. Door middel van praktische voorbeelden en uitdagende opdrachten, kun je jouw begrip van deze tijdsvorm verdiepen en zelfverzekerd leren toepassen in alledaagse conversaties. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt perfectioneren, deze oefeningen zullen je helpen om de complexiteiten van het Portugees beter te beheersen.

Exercise 1

<p>1. Ontem, eu *fui* ao cinema com meus amigos (werkwoord voor 'ging').</p> <p>2. Ela *completou* o projeto antes do prazo (werkwoord voor 'voltooide').</p> <p>3. Nós *visitamos* nossos avós no fim de semana passado (werkwoord voor 'bezochten').</p> <p>4. Eles *comeram* pizza na festa de aniversário (werkwoord voor 'aten').</p> <p>5. Maria *leu* um livro interessante durante as férias (werkwoord voor 'las').</p> <p>6. João *escreveu* uma carta para seu amigo (werkwoord voor 'schreef').</p> <p>7. Nós *viajamos* para o Brasil no ano passado (werkwoord voor 'reisden').</p> <p>8. Ela *trabalhou* no projeto a semana inteira (werkwoord voor 'werkte').</p> <p>9. Eles *jogaram* futebol no parque ontem (werkwoord voor 'speelden').</p> <p>10. Eu *comprei* um presente para minha mãe (werkwoord voor 'kocht').</p>

Exercise 2

<p>1. Ontem, eu *fui* ao cinema com meus amigos. (verleden tijd van gaan)</p> <p>2. Ela *comeu* todo o bolo antes do jantar. (verleden tijd van eten)</p> <p>3. Nós *vimos* um filme muito interessante ontem à noite. (verleden tijd van zien)</p> <p>4. Eles *compraram* uma casa nova no mês passado. (verleden tijd van kopen)</p> <p>5. Eu *li* um livro incrível durante as férias. (verleden tijd van lezen)</p> <p>6. Você *fez* os deveres de casa na semana passada? (verleden tijd van doen/maken)</p> <p>7. Ela *escreveu* uma carta para o amigo. (verleden tijd van schrijven)</p> <p>8. Nós *estudamos* para a prova na noite anterior. (verleden tijd van studeren)</p> <p>9. Eles *jogaram* futebol no parque ontem. (verleden tijd van spelen)</p> <p>10. Eu *viajei* para Paris no verão passado. (verleden tijd van reizen)</p>

Exercise 3

<p>1. Ontem *fui* ao cinema com meus amigos (werkwoord voor gaan).</p> <p>2. Ela *comeu* todo o bolo sozinha (werkwoord voor eten).</p> <p>3. Nós *visitamos* nossos avós no fim de semana passado (werkwoord voor bezoeken).</p> <p>4. Eles *compraram* uma casa nova no mês passado (werkwoord voor kopen).</p> <p>5. Você *escreveu* uma carta para o diretor ontem (werkwoord voor schrijven).</p> <p>6. O João *leu* o livro inteiro em uma semana (werkwoord voor lezen).</p> <p>7. Nós *trabalhamos* muito no projeto ontem (werkwoord voor werken).</p> <p>8. Ela *viajou* para a Espanha no ano passado (werkwoord voor reizen).</p> <p>9. Eu *terminei* a tarefa antes do prazo (werkwoord voor eindigen).</p> <p>10. Nós *assistimos* a um filme emocionante na noite passada (werkwoord voor kijken).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.