Lidwoorden in accusatieve naamval Opdrachten in de Duitse taal

Lidwoorden in de accusatieve naamval zijn een cruciaal onderdeel van de Duitse grammatica die vaak verwarring kunnen veroorzaken voor studenten van de taal. De accusatieve naamval wordt gebruikt om het lijdend voorwerp in een zin aan te geven, en het is essentieel om de juiste lidwoorden te gebruiken om duidelijk te maken welk woord het lijdend voorwerp is. In het Duits veranderen de lidwoorden in de accusatieve naamval afhankelijk van het geslacht en het aantal van het zelfstandig naamwoord. Het is daarom belangrijk om de verschillende vormen van de lidwoorden te leren en te oefenen om grammaticaal correcte zinnen te kunnen vormen. In deze oefeningen zullen we ons richten op het correct toepassen van de lidwoorden 'der', 'die', en 'das' in de accusatieve naamval. Door middel van verschillende zinnen en contexten krijg je de kans om je kennis te testen en te verbeteren. Of je nu een beginner bent of al wat ervaring hebt met de Duitse taal, deze oefeningen helpen je om je begrip van de accusatieve naamval te versterken en je zelfvertrouwen in het gebruik van de Duitse grammatica te vergroten. Laten we beginnen met de eerste oefening en de regels van de accusatieve naamval stap voor stap onder de knie krijgen!

Exercise 1

<p>1. Ich sehe *den* Hund im Park (de hond).</p> <p>2. Sie kauft *die* Blumen für ihre Mutter (de bloemen).</p> <p>3. Wir besuchen *das* Museum morgen (het museum).</p> <p>4. Er liebt *den* Film, den wir gesehen haben (de film).</p> <p>5. Kannst du *die* Lampe reparieren? (de lamp).</p> <p>6. Ich brauche *den* Schlüssel für die Tür (de sleutel).</p> <p>7. Sie trägt *das* Kleid zu der Party (het kleed).</p> <p>8. Er hat *den* Apfel gegessen (de appel).</p> <p>9. Wo hast du *die* Zeitung hingelegt? (de krant).</p> <p>10. Sie malt *das* Bild für den Kunstwettbewerb (het beeld).</p>

Exercise 2

<p>1. Ik zie *de* hond in de tuin (de hond is mannelijk).</p> <p>2. Heb je *het* boek gelezen? (het boek is onzijdig).</p> <p>3. Zij zoekt *de* kat in het huis (de kat is vrouwelijk).</p> <p>4. Wij hebben *de* auto gewassen (de auto is mannelijk).</p> <p>5. Kan jij *de* leraar vragen? (de leraar is mannelijk).</p> <p>6. Hij koopt *het* brood bij de bakker (het brood is onzijdig).</p> <p>7. Zij draagt *de* jurk op het feest (de jurk is vrouwelijk).</p> <p>8. Wij zien *de* film in de bioscoop (de film is mannelijk).</p> <p>9. Jullie hebben *de* appel gegeten (de appel is mannelijk).</p> <p>10. Zij bezoekt *de* vriendin in Amsterdam (de vriendin is vrouwelijk).</p>

Exercise 3

<p>1. Ich sehe *den* Hund im Park. (mannelijk enkelvoud)</p> <p>2. Sie kauft *die* Blumen für ihre Mutter. (vrouwelijk enkelvoud)</p> <p>3. Wir besuchen *das* Museum morgen. (onzijdig enkelvoud)</p> <p>4. Er bringt *den* Ball zum Spielplatz. (mannelijk enkelvoud)</p> <p>5. Ich habe *die* Katze im Garten gesehen. (vrouwelijk enkelvoud)</p> <p>6. Sie legt *das* Buch auf den Tisch. (onzijdig enkelvoud)</p> <p>7. Wir treffen *den* Lehrer im Klassenzimmer. (mannelijk enkelvoud)</p> <p>8. Er liebt *die* Musik aus den 80er Jahren. (vrouwelijk enkelvoud)</p> <p>9. Ich finde *das* Bild sehr schön. (onzijdig enkelvoud)</p> <p>10. Sie trägt *den* Rucksack zur Schule. (mannelijk enkelvoud)</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.