Pick a language and start learning!
Onderwerp voornaamwoorden in het Portugees Opdrachten in de Portugese taal
Onderwerp voornaamwoorden, ofwel persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp, vormen een essentieel onderdeel van de Portugese grammatica. Deze voornaamwoorden worden gebruikt om de spreker, de aangesproken persoon en de besproken persoon of zaak aan te duiden zonder steeds de volledige naam te herhalen. In het Portugees zijn deze voornaamwoorden onderverdeeld in enkelvoudige en meervoudige vormen, en ze variëren afhankelijk van de persoon (eerste, tweede of derde persoon) en soms ook het geslacht. Het correct gebruiken van deze voornaamwoorden is cruciaal voor het vloeiend en nauwkeurig communiceren in de Portugese taal.
In deze oefeningen zullen we ons richten op het herkennen en correct toepassen van deze onderwerp voornaamwoorden in verschillende contexten. Door middel van praktische voorbeelden en diverse oefeningen, krijg je de kans om je kennis te verdiepen en je vaardigheden te versterken. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes van het Portugees leert, of een gevorderde student die zijn of haar grammaticale precisie wil verbeteren, deze oefeningen zullen je helpen om zelfverzekerder en competenter te worden in het gebruik van onderwerp voornaamwoorden in het Portugees.
Exercise 1
<p>1. *Eu* gosto de sorvete (onderwerp voornaamwoord, eerste persoon enkelvoud).</p>
<p>2. *Ela* está estudando para a prova (onderwerp voornaamwoord, derde persoon enkelvoud vrouwelijk).</p>
<p>3. *Nós* vamos ao parque hoje (onderwerp voornaamwoord, eerste persoon meervoud).</p>
<p>4. *Eles* sempre jogam futebol aos domingos (onderwerp voornaamwoord, derde persoon meervoud mannelijk).</p>
<p>5. *Você* quer vir comigo ao cinema? (onderwerp voornaamwoord, tweede persoon enkelvoud informeel).</p>
<p>6. *Ele* é médico (onderwerp voornaamwoord, derde persoon enkelvoud mannelijk).</p>
<p>7. *Nós* moramos no Brasil (onderwerp voornaamwoord, eerste persoon meervoud).</p>
<p>8. *Ela* adora ler livros de mistério (onderwerp voornaamwoord, derde persoon enkelvoud vrouwelijk).</p>
<p>9. *Eu* preciso comprar pão (onderwerp voornaamwoord, eerste persoon enkelvoud).</p>
<p>10. *Eles* vão viajar nas férias (onderwerp voornaamwoord, derde persoon meervoud mannelijk).</p>
Exercise 2
<p>1. *Ik* ga naar de winkel (persoonlijk voornaamwoord, eerste persoon enkelvoud).</p>
<p>2. *Jij* hebt een mooie fiets (persoonlijk voornaamwoord, tweede persoon enkelvoud).</p>
<p>3. *Hij* houdt van voetbal (persoonlijk voornaamwoord, derde persoon enkelvoud, mannelijk).</p>
<p>4. *Zij* leest een boek (persoonlijk voornaamwoord, derde persoon enkelvoud, vrouwelijk).</p>
<p>5. *Wij* wonen in Nederland (persoonlijk voornaamwoord, eerste persoon meervoud).</p>
<p>6. *Jullie* hebben een hond (persoonlijk voornaamwoord, tweede persoon meervoud).</p>
<p>7. *Zij* werken samen in een kantoor (persoonlijk voornaamwoord, derde persoon meervoud).</p>
<p>8. *Ik* studeer Portugees (persoonlijk voornaamwoord, eerste persoon enkelvoud).</p>
<p>9. *Hij* eet een appel (persoonlijk voornaamwoord, derde persoon enkelvoud, mannelijk).</p>
<p>10. *Zij* speelt piano (persoonlijk voornaamwoord, derde persoon enkelvoud, vrouwelijk).</p>
Exercise 3
<p>1. *Ela* está estudando para a prova (vrouwelijk onderwerp).</p>
<p>2. *Nós* vamos ao parque amanhã (meervoud, eerste persoon).</p>
<p>3. *Ele* gosta de jogar futebol (mannelijk onderwerp).</p>
<p>4. *Vocês* precisam terminar a lição de casa (meervoud, tweede persoon).</p>
<p>5. *Eu* adoro viajar para outros países (enkelvoud, eerste persoon).</p>
<p>6. *Elas* estão cantando no palco (meervoud, vrouwelijk onderwerp).</p>
<p>7. *Tu* tens um carro novo (enkelvoud, tweede persoon, informeel).</p>
<p>8. *Eles* estão esperando na fila (meervoud, mannelijk onderwerp).</p>
<p>9. *Você* quer um café? (enkelvoud, tweede persoon, formeel).</p>
<p>10. *Nós* estamos aprendendo português (meervoud, eerste persoon).</p>




