Pick a language and start learning!
Onderwerpsvoornaamwoorden Opdrachten in de Engelse taal
Onderwerpsvoornaamwoorden, ook wel bekend als persoonlijke voornaamwoorden in de onderwerpsvorm, spelen een cruciale rol in de Engelse grammatica. Deze voornaamwoorden vervangen een zelfstandig naamwoord en geven aan wie of wat de handeling uitvoert. Voorbeelden van onderwerpsvoornaamwoorden zijn 'I', 'you', 'he', 'she', 'it', 'we', en 'they'. Het correct gebruik van deze voornaamwoorden is essentieel voor het vormen van zinnen en het vermijden van grammaticale fouten.
Bij het leren van het Engels is het belangrijk om te begrijpen wanneer en hoe deze voornaamwoorden gebruikt moeten worden. Ze helpen niet alleen bij het verduidelijken van wie of wat het onderwerp van de zin is, maar ook bij het vermijden van herhaling en het maken van vloeiende, leesbare teksten. Door middel van diverse oefeningen en voorbeelden op deze pagina, kunt u uw kennis van onderwerpsvoornaamwoorden verbeteren en uw Engelse schrijf- en spreekvaardigheid naar een hoger niveau tillen.
Exercise 1
<p>1. *He* is my best friend (onderwerpsvoornaamwoord voor een jongen).</p>
<p>2. *She* loves to read books in her free time (onderwerpsvoornaamwoord voor een meisje).</p>
<p>3. *They* are going to the concert tonight (onderwerpsvoornaamwoord voor meerdere personen).</p>
<p>4. *We* enjoy playing soccer after school (onderwerpsvoornaamwoord voor een groep inclusief de spreker).</p>
<p>5. *I* have finished my homework (onderwerpsvoornaamwoord voor de spreker).</p>
<p>6. *You* are invited to the party (onderwerpsvoornaamwoord voor de persoon tegen wie je spreekt).</p>
<p>7. *It* is raining heavily outside (onderwerpsvoornaamwoord voor het weer).</p>
<p>8. *He* works at the hospital as a doctor (onderwerpsvoornaamwoord voor een man).</p>
<p>9. *She* is studying for her exams (onderwerpsvoornaamwoord voor een vrouw).</p>
<p>10. *They* have bought a new house (onderwerpsvoornaamwoord voor meerdere mensen).</p>
Exercise 2
<p>1. *He* enjoys playing soccer every weekend (onderwerp enkelvoud mannelijk).</p>
<p>2. *She* loves reading books about history (onderwerp enkelvoud vrouwelijk).</p>
<p>3. *They* are going to the concert tonight (onderwerp meervoud).</p>
<p>4. *We* need to finish our homework before dinner (onderwerp meervoud inclusief spreker).</p>
<p>5. *I* am planning to visit my grandparents this weekend (onderwerp enkelvoud eerste persoon).</p>
<p>6. *You* should try this new restaurant; it’s amazing (onderwerp enkelvoud tweede persoon).</p>
<p>7. *It* is raining heavily outside (onderwerp enkelvoud onzijdig).</p>
<p>8. *He* is the best player on the team (onderwerp enkelvoud mannelijk).</p>
<p>9. *She* bought a new dress for the party (onderwerp enkelvoud vrouwelijk).</p>
<p>10. *They* are studying hard for the exam (onderwerp meervoud).</p>
Exercise 3
<p>1. *He* is reading a book (onderwerp is een man).</p>
<p>2. Can *you* help me with my homework? (onderwerp is een persoon die je aanspreekt).</p>
<p>3. *She* loves to play the piano (onderwerp is een vrouw).</p>
<p>4. *They* are going to the movies tonight (onderwerp is meer dan één persoon).</p>
<p>5. *We* are planning a trip to Italy (onderwerp is een groep inclusief de spreker).</p>
<p>6. *It* is raining outside (onderwerp is het weer).</p>
<p>7. *I* am learning English (onderwerp is de spreker).</p>
<p>8. *You* should try this new restaurant (onderwerp is een persoon die je aanspreekt).</p>
<p>9. *He* likes to play soccer on weekends (onderwerp is een jongen of man).</p>
<p>10. *She* is very good at mathematics (onderwerp is een meisje of vrouw).</p>




