Pick a language and start learning!
Overtreffende vormen van korte bijvoeglijke naamwoorden Opdrachten in de Engelse taal
Overtreffende vormen van korte bijvoeglijke naamwoorden, ook wel bekend als superlatieven, zijn een essentieel onderdeel van de Nederlandse taal. Ze helpen ons om een vergelijking te maken tussen drie of meer zaken, waarbij één ervan als het meest of het minst wordt uitgelicht. Bijvoorbeeld, in de zin "Jan is de grootste van de klas," wordt "grootste" gebruikt om aan te geven dat Jan groter is dan alle anderen in de klas. Het correct toepassen van deze vormen kan de precisie en duidelijkheid van je communicatie aanzienlijk verbeteren.
In deze oefeningen ga je leren hoe je korte bijvoeglijke naamwoorden correct kunt omvormen naar hun overtreffende trap. We zullen je door verschillende stappen leiden, van de basisregels tot meer geavanceerde toepassingen. Je zult zien dat de meeste korte bijvoeglijke naamwoorden eenvoudigweg de uitgang "-ste" krijgen om de overtreffende trap te vormen. Door veel te oefenen met verschillende zinnen en contexten, zul je deze vormen snel en foutloos kunnen gebruiken. Veel succes en plezier met de oefeningen!
Exercise 1
<p>1. This book is *better* than the one I read last week (goed).</p>
<p>2. My brother is *taller* than me (lang).</p>
<p>3. This puzzle is *easier* than the one we did yesterday (makkelijk).</p>
<p>4. Her new car is *faster* than her old one (snel).</p>
<p>5. That movie was *scarier* than I expected (eng).</p>
<p>6. This route is *shorter* than the usual one (kort).</p>
<p>7. My sister's cake is *sweeter* than mine (zoet).</p>
<p>8. The weather today is *warmer* than yesterday (warm).</p>
<p>9. This mountain is *higher* than the one we climbed last year (hoog).</p>
<p>10. The exam was *harder* than I thought it would be (moeilijk).</p>
Exercise 2
<p>1. This book is *shorter* than the one you read last week (kleiner in lengte).</p>
<p>2. She is the *oldest* person in her family (meeste jaren).</p>
<p>3. The blue car is *faster* than the red one (hogere snelheid).</p>
<p>4. My dog is *bigger* than your cat (meer omvang).</p>
<p>5. This puzzle is *simpler* than the one we did yesterday (makkelijker).</p>
<p>6. John is the *tallest* player on the basketball team (hoogste).</p>
<p>7. The weather today is *colder* than it was yesterday (lagere temperatuur).</p>
<p>8. This movie is *better* than the one we watched last week (hoger kwaliteit).</p>
<p>9. She is the *youngest* student in the class (minste jaren).</p>
<p>10. This road is *narrower* than the highway (kleinere breedte).</p>
Exercise 3
<p>1. This book is *shorter* than the one I read last week (kort).</p>
<p>2. My cat is *faster* than my dog (snel).</p>
<p>3. Today's weather is *hotter* than yesterday's (warm).</p>
<p>4. This puzzle is *easier* than the one we did last time (makkelijk).</p>
<p>5. The blue dress is *prettier* than the red one (mooi).</p>
<p>6. My brother is *younger* than me (jong).</p>
<p>7. This chair is *lighter* than that one (licht).</p>
<p>8. Her house is *cleaner* than mine (schoon).</p>
<p>9. The mountain is *higher* than the hill (hoog).</p>
<p>10. His story was *funny* than hers (grappig).</p>