Pick a language and start learning!
Samengestelde vormen van voorzetsels met lidwoorden Opdrachten in de Portugese taal
Samengestelde vormen van voorzetsels met lidwoorden zijn een essentieel onderdeel van de Portugese taal en komen vaak voor in zowel geschreven als gesproken communicatie. Deze samengestelde vormen, zoals 'do' (van 'de' + 'o') en 'na' (van 'em' + 'a'), helpen om zinnen vloeiender en natuurlijker te laten klinken. Het begrijpen en correct toepassen van deze vormen is cruciaal voor het verkrijgen van een goed begrip van de Portugese grammatica en voor het verbeteren van je taalvaardigheid.
In onze oefeningen richten we ons op het herkennen, vormen en gebruiken van deze samengestelde voorzetsels in verschillende contexten. Door middel van gevarieerde taken en voorbeeldzinnen krijg je de kans om te oefenen en je kennis te testen. Of je nu een beginner bent of je taalvaardigheid wilt verfijnen, deze oefeningen bieden een waardevolle hulpbron om je Portugese grammatica te versterken.
Exercise 1
<p>1. Eu vou *ao* supermercado (samentrekking van a + o).</p>
<p>2. Ela está *na* escola agora (samentrekking van em + a).</p>
<p>3. Nós vamos *às* montanhas no fim de semana (samentrekking van a + as).</p>
<p>4. Eles estão *nos* parques todos os dias (samentrekking van em + os).</p>
<p>5. O livro está *no* armário (samentrekking van em + o).</p>
<p>6. A reunião será *à* tarde (samentrekking van a + a).</p>
<p>7. Ele mora *num* apartamento no centro (samentrekking van em + um).</p>
<p>8. As crianças brincam *nas* ruas depois da escola (samentrekking van em + as).</p>
<p>9. Vamos *à* praia amanhã (samentrekking van a + a).</p>
<p>10. Ela trabalha *no* hospital (samentrekking van em + o).</p>
Exercise 2
<p>1. Ele foi *ao* cinema ontem (samentrekking van a + o).</p>
<p>2. Nós vamos *à* praia no fim de semana (samentrekking van a + a).</p>
<p>3. Eles moram *no* centro da cidade (samentrekking van em + o).</p>
<p>4. Ela colocou o livro *na* mesa (samentrekking van em + a).</p>
<p>5. A reunião acontecerá *nos* escritórios da empresa (samentrekking van em + os).</p>
<p>6. O gato está *nas* cadeiras da sala (samentrekking van em + as).</p>
<p>7. Eles viajaram *pelo* país inteiro (samentrekking van por + o).</p>
<p>8. Ela caminhou *pela* floresta (samentrekking van por + a).</p>
<p>9. O projeto foi desenvolvido *pelos* engenheiros (samentrekking van por + os).</p>
<p>10. As cartas foram enviadas *pelas* crianças (samentrekking van por + as).</p>
Exercise 3
<p>1. Ele colocou o livro *na* estante. (prepositie: em + a)</p>
<p>2. Nós vamos *ao* cinema hoje à noite. (prepositie: a + o)</p>
<p>3. O gato está escondido *nos* arbustos. (prepositie: em + os)</p>
<p>4. Eu deixei as chaves *na* mesa. (prepositie: em + a)</p>
<p>5. A reunião será *no* escritório. (prepositie: em + o)</p>
<p>6. As crianças estão brincando *nas* ruas. (prepositie: em + as)</p>
<p>7. Ele mora *num* apartamento pequeno. (prepositie: em + um)</p>
<p>8. Eles viajaram *à* praia no fim de semana. (prepositie: a + a)</p>
<p>9. Vamos nos encontrar *no* parque. (prepositie: em + o)</p>
<p>10. Ela colocou os documentos *nos* arquivos. (prepositie: em + os)</p>