Pick a language and start learning!
Samengevoegde vormen van bepaalde lidwoorden met voorzetsels Opdrachten in de Portugese taal

In het Portugees komen bepaalde lidwoorden vaak samen met voorzetsels om samengevoegde vormen te creëren. Deze vormen zijn essentieel voor vloeiend en correct taalgebruik. Ze helpen niet alleen om zinnen korter en duidelijker te maken, maar zorgen ook voor een natuurlijker en vloeiender verloop van de taal. Bijvoorbeeld, in plaats van "de+o" te zeggen, gebruiken we "do", en in plaats van "em+a", gebruiken we "na". Het begrijpen en correct toepassen van deze samengevoegde vormen is een belangrijke stap in het beheersen van de Portugese taal.
Onze oefeningen zijn speciaal ontworpen om je te helpen bij het herkennen en correct gebruiken van deze samengevoegde vormen. Door verschillende contexten en zinnen te oefenen, zul je leren hoe en wanneer je deze vormen moet toepassen. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van Portugees, of een gevorderde spreker die zijn vaardigheden wil verfijnen, onze oefeningen bieden voor elk niveau de juiste uitdaging. Laten we beginnen met het verkennen van deze belangrijke taalelementen en je Portugese vaardigheden naar een hoger niveau tillen!
Exercise 1
<p>1. Ele deixou o livro *em cima da* mesa (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>2. Ela foi *à* festa ontem (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>3. O gato está escondido *debaixo do* sofá (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>4. Nós vamos *para o* parque amanhã (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>5. Ele falou *sobre os* problemas com o chefe (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>6. Ela mora *perto da* escola (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>7. Eles viajaram *durante as* férias (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>8. O livro está *no* armário (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>9. Nós precisamos falar *com o* professor (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
<p>10. Eu vou *ao* médico amanhã (prepositie + bepaalde lidwoord voor "de" in het Portugees).</p>
Exercise 2
<p>1. O gato está escondido *debaixo do* sofá (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'onder').</p>
<p>2. Nós vamos *aos* parques todos os domingos (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'aan').</p>
<p>3. Eles voltaram *do* cinema muito tarde (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'van').</p>
<p>4. A carta foi enviada *pela* mãe dele (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'door').</p>
<p>5. Eu vou *à* escola de bicicleta (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'aan').</p>
<p>6. A festa será *num* salão de festas (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'in een').</p>
<p>7. Ele gosta de ler livros *sobre os* animais (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'over').</p>
<p>8. Estamos esperando *pelos* resultados dos exames (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'voor').</p>
<p>9. A chave está *na* mesa da cozinha (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'op').</p>
<p>10. Ela veio *da* escola muito animada (voorzetsel + bepaald lidwoord voor 'van').</p>
Exercise 3
<p>1. Ele mora *na* casa amarela (samengevoegde vorm van "em" + "a").</p>
<p>2. O gato está *no* jardim (samengevoegde vorm van "em" + "o").</p>
<p>3. Nós vamos *à* festa de aniversário hoje à noite (samengevoegde vorm van "a" + "a").</p>
<p>4. Ele entregou o presente *ao* amigo dele (samengevoegde vorm van "a" + "o").</p>
<p>5. A chave está *na* mesa da cozinha (samengevoegde vorm van "em" + "a").</p>
<p>6. Eles moram *no* Brasil há muitos anos (samengevoegde vorm van "em" + "o").</p>
<p>7. Vou *à* padaria comprar pão fresco (samengevoegde vorm van "a" + "a").</p>
<p>8. Ela deu um presente *ao* professor (samengevoegde vorm van "a" + "o").</p>
<p>9. Ele está *no* carro esperando por nós (samengevoegde vorm van "em" + "o").</p>
<p>10. Eu encontrei a carta *na* gaveta (samengevoegde vorm van "em" + "a").</p>