Scheiding werkwoorden in tegenwoordige tijd Opdrachten in de Duitse taal

In de Duitse taal speelt de juiste scheiding van werkwoorden in de tegenwoordige tijd een cruciale rol voor een correcte zinsconstructie. Dit aspect van grammatica kan soms verwarrend zijn, vooral voor beginners. Het begrijpen van de regels en uitzonderingen helpt niet alleen bij het verbeteren van je taalvaardigheden, maar zorgt er ook voor dat je zinnen vloeiender en natuurlijker klinken. Door regelmatig te oefenen, kun je beter leren hoe je werkwoorden correct moet scheiden en toepassen in verschillende contexten. In deze grammaticaoefeningen richten we ons specifiek op de scheiding van samengestelde werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Je zult een verscheidenheid aan zinnen tegenkomen waarin je de juiste scheiding moet toepassen. Daarnaast bieden we uitleg en voorbeelden om je te helpen de regels beter te begrijpen en toe te passen. Of je nu een beginner bent of je Duitse grammatica wilt opfrissen, deze oefeningen zijn ontworpen om je zelfvertrouwen te vergroten en je taalvaardigheden te versterken. Veel succes en plezier met oefenen!

Exercise 1

<p>1. Elke ochtend *sta* ik om 7 uur op (opstaan).</p> <p>2. Zij *belt* haar moeder elke avond op (opbellen).</p> <p>3. Wij *nemen* elke dag de bus naar school (meenemen).</p> <p>4. Hij *zet* de vuilnis buiten (buitenzetten).</p> <p>5. Jij *zet* de computer aan (aanzetten).</p> <p>6. De kinderen *ruimen* hun speelgoed op (opruimen).</p> <p>7. Wij *geven* het huiswerk elke vrijdag in (ingeven).</p> <p>8. Zij *maken* hun bed elke ochtend op (opmaken).</p> <p>9. Hij *schrijft* het adres op (opschrijven).</p> <p>10. Wij *kleden* ons snel aan in de ochtend (aankleden).</p>

Exercise 2

<p>1. Wij *komen* elke dag om acht uur thuis (werkwoord voor arriveren).</p> <p>2. Zij *staat* altijd vroeg op om te gaan joggen (werkwoord voor rechtop zijn).</p> <p>3. Hij *belt* zijn moeder elke zondag (werkwoord voor communicatie via telefoon).</p> <p>4. Ik *neem* de trein naar mijn werk (werkwoord voor iets pakken).</p> <p>5. Jullie *kijken* naar een film vanavond (werkwoord voor zien).</p> <p>6. De kinderen *spelen* in de tuin na school (werkwoord voor kind activiteit).</p> <p>7. Mijn vader *werkt* in een grote fabriek (werkwoord voor beroep uitoefenen).</p> <p>8. Wij *eten* samen elke avond (werkwoord voor voedsel consumeren).</p> <p>9. Zij *slapen* altijd vroeg in het weekend (werkwoord voor rusten).</p> <p>10. Ik *lees* een spannend boek voor het slapen (werkwoord voor tekst doorlopen).</p>

Exercise 3

<p>1. Hij *komt* altijd vroeg op zijn werk (tegenwoordige tijd van 'komen').</p> <p>2. Wij *eten* elke dag samen lunch (tegenwoordige tijd van 'eten').</p> <p>3. De kinderen *spelen* graag in de tuin (tegenwoordige tijd van 'spelen').</p> <p>4. Zij *leest* elke avond een boek (tegenwoordige tijd van 'lezen').</p> <p>5. Jullie *werken* hard aan het project (tegenwoordige tijd van 'werken').</p> <p>6. Ik *schrijf* een brief aan mijn vriend (tegenwoordige tijd van 'schrijven').</p> <p>7. Wij *zwemmen* in het zwembad op vrijdag (tegenwoordige tijd van 'zwemmen').</p> <p>8. Jij *kookt* vaak Italiaanse gerechten (tegenwoordige tijd van 'koken').</p> <p>9. De hond *blaft* naar de postbode (tegenwoordige tijd van 'blaffen').</p> <p>10. Zij *wandelen* elke ochtend in het park (tegenwoordige tijd van 'wandelen').</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.