Pick a language and start learning!
Stamveranderende werkwoorden (e–>ie) Opdrachten in de Spaanse taal
Stamveranderende werkwoorden zijn een essentieel onderdeel van de Spaanse grammatica en kunnen in het begin verwarrend zijn. Een veel voorkomende stamverandering is de verandering van "e" naar "ie" in de stam van het werkwoord. Deze verandering vindt plaats in alle vormen van de tegenwoordige tijd, behalve in de eerste en tweede persoon meervoud. Bijvoorbeeld, het werkwoord "entender" (begrijpen) verandert in "entiendo", "entiendes", "entiende", "entendemos", "entendéis" en "entienden". Het is belangrijk om deze patronen te herkennen en te oefenen, zodat je vloeiender en nauwkeuriger kunt communiceren in het Spaans.
In deze sectie vind je een reeks oefeningen die speciaal zijn ontworpen om je te helpen bij het beheersen van deze stamverandering. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je vertrouwen groeit en dat je deze werkwoorden gemakkelijker kunt toepassen in zowel gesproken als geschreven Spaans. De oefeningen variëren van invuloefeningen tot volledige zinnen en contextuele opdrachten, zodat je een breed scala aan vaardigheden kunt ontwikkelen. Laten we beginnen met de eerste oefening en je kennis van stamveranderende werkwoorden naar een hoger niveau tillen!
Exercise 1
<p>1. Todos los días yo *pienso* en ti (werkwoord voor denken).</p>
<p>2. Ella siempre *cierra* la puerta de su habitación (werkwoord voor sluiten).</p>
<p>3. Nosotros *preferimos* estudiar por la mañana (werkwoord voor voorkeur geven).</p>
<p>4. ¿Tú *entiendes* la lección de matemáticas? (werkwoord voor begrijpen).</p>
<p>5. Los niños *quieren* jugar en el parque (werkwoord voor willen).</p>
<p>6. Él *empieza* su trabajo a las nueve en punto (werkwoord voor beginnen).</p>
<p>7. Los estudiantes *comienzan* la clase a las ocho (werkwoord voor beginnen).</p>
<p>8. Mi madre *riega* las plantas todos los días (werkwoord voor water geven).</p>
<p>9. Nosotros *mentimos* cuando decimos que no tenemos tarea (werkwoord voor liegen).</p>
<p>10. ¿Por qué no *entiendes* lo que te estoy diciendo? (werkwoord voor begrijpen).</p>
Exercise 2
<p>1. María siempre *piensa* en sus amigos. (werkwoord voor denken)</p>
<p>2. Nosotros *preferimos* estudiar en la biblioteca. (werkwoord voor de voorkeur geven aan)</p>
<p>3. Tú *entiendes* la lección perfectamente. (werkwoord voor begrijpen)</p>
<p>4. Ellos *quieren* ir al cine esta noche. (werkwoord voor willen)</p>
<p>5. Yo *cierro* la puerta cuando salgo. (werkwoord voor sluiten)</p>
<p>6. Vosotros *comenzáis* a trabajar temprano. (werkwoord voor beginnen)</p>
<p>7. La planta *crece* muy rápido en el jardín. (werkwoord voor groeien)</p>
<p>8. Los niños *despiertan* a las siete de la mañana. (werkwoord voor wakker worden)</p>
<p>9. Ella *miente* cuando dice que no lo hizo. (werkwoord voor liegen)</p>
<p>10. Nosotros *entendemos* las reglas del juego. (werkwoord voor begrijpen)</p>
Exercise 3
<p>1. Ella *piensa* que la película es interesante (denken).</p>
<p>2. Nosotros *cerramos* la tienda a las ocho de la noche (sluiten).</p>
<p>3. ¿Tú *entiendes* la lección de hoy? (begrijpen).</p>
<p>4. Juan y María *prefieren* el helado de chocolate (de voorkeur geven aan).</p>
<p>5. Yo *quiero* aprender a tocar la guitarra (willen).</p>
<p>6. Vosotros *mentís* sobre vuestra edad (liegen).</p>
<p>7. Mi abuela *siente* mucho dolor en su espalda (voelen).</p>
<p>8. Nosotros *comenzamos* la clase a las nueve en punto (beginnen).</p>
<p>9. ¿Tú *pierdes* tus llaves con frecuencia? (verliezen).</p>
<p>10. Ellos *despiertan* a sus hijos temprano (wakker maken).</p>




