Pick a language and start learning!
Tegenwoordige tijd Opdrachten in de Engelse taal
De tegenwoordige tijd, ook wel het presens genoemd, is een van de meest fundamentele en vaak gebruikte tijden in de Nederlandse grammatica. Het wordt gebruikt om acties en toestanden aan te geven die zich in het heden afspelen. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt aanscherpen, het begrijpen en correct toepassen van de tegenwoordige tijd is essentieel voor vloeiend Nederlands. Deze tijdsvorm helpt je niet alleen om dagelijkse gesprekken te voeren, maar ook om je gedachten en ideeën duidelijk te communiceren.
In deze sectie vind je een reeks oefeningen die je helpen de tegenwoordige tijd te beheersen en te verbeteren. De oefeningen variëren van eenvoudige invuloefeningen tot meer complexe zinnen die je grammaticale kennis op de proef stellen. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je meer vertrouwen krijgt in het gebruik van de tegenwoordige tijd en dat je zinnen natuurlijker beginnen te klinken. Laten we beginnen met de oefeningen en je Nederlandse grammatica naar een hoger niveau tillen!
Exercise 1
<p>1. She *reads* books every night before bed (het werkwoord voor lezen).</p>
<p>2. The sun *shines* brightly in the sky today (het werkwoord voor schijnen).</p>
<p>3. They *play* soccer every weekend at the park (het werkwoord voor spelen).</p>
<p>4. He *writes* a letter to his friend every month (het werkwoord voor schrijven).</p>
<p>5. We *eat* dinner together every evening (het werkwoord voor eten).</p>
<p>6. The dog *barks* loudly at strangers (het werkwoord voor blaffen).</p>
<p>7. She *sings* beautifully in the choir (het werkwoord voor zingen).</p>
<p>8. They *study* hard for their exams (het werkwoord voor studeren).</p>
<p>9. He *drives* to work every day (het werkwoord voor rijden).</p>
<p>10. The baby *sleeps* peacefully in the crib (het werkwoord voor slapen).</p>
Exercise 2
<p>1. She *runs* every morning (vervoeging van "to run").</p>
<p>2. They *are* happy today (vervoeging van "to be").</p>
<p>3. He *writes* a letter to his friend (vervoeging van "to write").</p>
<p>4. The dog *barks* loudly (vervoeging van "to bark").</p>
<p>5. We *eat* dinner at 7 PM (vervoeging van "to eat").</p>
<p>6. The cat *sleeps* on the couch (vervoeging van "to sleep").</p>
<p>7. You *play* the piano beautifully (vervoeging van "to play").</p>
<p>8. She *studies* for her exams (vervoeging van "to study").</p>
<p>9. They *watch* TV in the evening (vervoeging van "to watch").</p>
<p>10. I *read* a book before bed (vervoeging van "to read").</p>
Exercise 3
<p>1. She *plays* the piano beautifully (verb for making music).</p>
<p>2. They *walk* to school every morning (verb for movement).</p>
<p>3. He *reads* a book in the evening (verb for reading).</p>
<p>4. We *eat* dinner at 7 PM (verb for consuming food).</p>
<p>5. The cat *sleeps* on the couch (verb for resting).</p>
<p>6. I *write* letters to my friends (verb for writing).</p>
<p>7. You *listen* to music on your phone (verb for hearing).</p>
<p>8. The children *play* in the park (verb for engaging in a game).</p>
<p>9. She *drinks* coffee in the morning (verb for consuming a beverage).</p>
<p>10. They *watch* TV in the evening (verb for observing a screen).</p>