Pick a language and start learning!
Tijdelijke voegwoorden Opdrachten in de Franse taal
Tijdelijke voegwoorden, ook wel tijdelijke bijwoorden genoemd, spelen een cruciale rol in de Franse taal om gebeurtenissen en acties in de tijd te plaatsen. Ze helpen ons om de volgorde van gebeurtenissen te verduidelijken en relaties tussen verschillende tijdsmomenten aan te geven. Deze voegwoorden geven aan wanneer iets gebeurt, hoe lang het duurt, of hoe vaak het voorkomt. Voorbeelden van dergelijke voegwoorden zijn "avant que" (voordat), "pendant que" (terwijl) en "après que" (nadat). Het correct gebruiken van deze voegwoorden kan je helpen om je Franse zinnen duidelijker en preciezer te maken.
Het beheersen van tijdelijke voegwoorden is essentieel voor het verbeteren van je schrijf- en spreekvaardigheid in het Frans. Deze oefeningen zullen je helpen om de verschillende gebruiksmogelijkheden van tijdelijke voegwoorden te verkennen en te oefenen. Door middel van gevarieerde en praktische oefeningen leer je niet alleen de betekenis en het gebruik van deze voegwoorden, maar ook hoe je ze in verschillende contexten kunt toepassen. Met deze kennis kun je zelfverzekerder communiceren in het Frans en beter begrip tonen in gesprekken en geschreven teksten.
Exercise 1
<p>1. Je vais ranger ma chambre *après que* j'ai fini mes devoirs (tijdsaanduiding na een andere gebeurtenis).</p>
<p>2. Nous partirons en vacances *lorsque* l'école sera terminée (tijdstip waarop iets gebeurt).</p>
<p>3. Il est arrivé *avant que* le film ne commence (tijdstip voor een andere gebeurtenis).</p>
<p>4. Marie a attendu *jusqu'à ce que* tu sois prêt (eindpunt van een tijdsperiode).</p>
<p>5. Je te rappellerai *quand* j'aurai des nouvelles (tijdstip waarop iets gebeurt).</p>
<p>6. Il faut que tu rentres *avant que* la nuit tombe (tijdstip voor een andere gebeurtenis).</p>
<p>7. Elle a couru *pendant que* je préparais le dîner (tijdstip waarop twee handelingen tegelijk gebeuren).</p>
<p>8. Nous travaillerons *tant que* nous aurons de la lumière (duur van de tijdsperiode).</p>
<p>9. Il pleuvait *alors que* nous étions en train de jouer au football (tijdstip waarop twee handelingen tegelijk gebeuren).</p>
<p>10. Je resterai ici *jusqu'à ce que* tu reviennes (eindpunt van een tijdsperiode).</p>
Exercise 2
<p>1. Ik lees een boek *terwijl* ik op de bus wacht (tijdelijke voegwoord: tijdens).</p>
<p>2. Hij viel in slaap *toen* hij naar de film keek (tijdelijke voegwoord: op het moment dat).</p>
<p>3. Ze studeert altijd *zodra* ze thuiskomt (tijdelijke voegwoord: direct wanneer).</p>
<p>4. We gaan wandelen *nadat* het regent (tijdelijke voegwoord: nadat iets is gebeurd).</p>
<p>5. Ik was de afwas aan het doen *terwijl* hij televisie keek (tijdelijke voegwoord: tegelijkertijd).</p>
<p>6. *Voordat* we vertrekken, moeten we ons huiswerk afmaken (tijdelijke voegwoord: eerder dan).</p>
<p>7. Hij kan niet komen *zolang* hij ziek is (tijdelijke voegwoord: tijdens de periode dat).</p>
<p>8. Ze voelde zich gelukkig *toen* ze het nieuws hoorde (tijdelijke voegwoord: op het moment dat).</p>
<p>9. Ik zal je bellen *zodra* ik thuis ben (tijdelijke voegwoord: direct wanneer).</p>
<p>10. *Voordat* je naar bed gaat, moet je je tanden poetsen (tijdelijke voegwoord: eerder dan).</p>
Exercise 3
<p>1. Je vais te téléphoner *quand* j'arriverai à la maison (tijdstip van aankomst).</p>
<p>2. Il étudie beaucoup *afin que* il puisse réussir ses examens (doel van het studeren).</p>
<p>3. Elle a pris un parapluie *au cas où* il pleuvrait (mogelijke weersomstandigheden).</p>
<p>4. Nous attendrons ici *jusqu'à ce que* tu sois prêt (einde van de wachttijd).</p>
<p>5. Il est important de se reposer *pendant que* tu es malade (periode van ziekte).</p>
<p>6. Il a vérifié ses emails *avant de* partir au travail (tijdstip voor vertrek).</p>
<p>7. On peut sortir *dès que* la pluie s'arrête (begin van droogte).</p>
<p>8. Elle a chanté *tant que* elle pouvait (duur van de actie).</p>
<p>9. Ils partiront *après que* la réunion se termine (tijdstip na de vergadering).</p>
<p>10. Je vais te donner ce livre *pour que* tu puisses le lire (doel van het geven).</p>