Pick a language and start learning!
Toekomende tijd met regelmatige werkwoorden Opdrachten in de Franse taal
In de Franse taal is het gebruik van de toekomende tijd (futur simple) essentieel om toekomstige gebeurtenissen of plannen te beschrijven. Het correct vervoegen van regelmatige werkwoorden in de toekomende tijd helpt je om duidelijk en nauwkeurig te communiceren. Regelmatige werkwoorden in de toekomende tijd volgen een voorspelbaar patroon, wat het proces van leren en toepassen vergemakkelijkt. Door de stam van het werkwoord te combineren met de juiste uitgangen, kun je eenvoudig de toekomende tijd vormen.
In deze oefeningen ga je aan de slag met het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de toekomende tijd. Je krijgt de kans om je kennis te testen en te verdiepen door diverse zinnen te maken en te corrigeren. Deze oefeningen zijn ontworpen om je vertrouwd te maken met de structuur en om je vaardigheden te verfijnen. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes wil leren of een gevorderde student die zijn kennis wil opfrissen, deze oefeningen bieden voor ieder wat wils. Veel succes en plezier met het oefenen!
Exercise 1
<p>1. Demain, nous *mangerons* au restaurant (werkwoord voor eten).</p>
<p>2. Tu *joueras* au football ce week-end (werkwoord voor sport).</p>
<p>3. Ils *voyageront* en Espagne l'été prochain (werkwoord voor reizen).</p>
<p>4. Je *parlerai* avec mon ami demain (werkwoord voor spreken).</p>
<p>5. Elle *regardera* un film ce soir (werkwoord voor bekijken).</p>
<p>6. Vous *travaillerez* sur ce projet la semaine prochaine (werkwoord voor werk).</p>
<p>7. Nous *danserons* à la fête samedi (werkwoord voor beweging).</p>
<p>8. Il *étudiera* pour son examen demain (werkwoord voor leren).</p>
<p>9. Elles *chanteront* à l'école lundi (werkwoord voor zingen).</p>
<p>10. Je *finirai* mes devoirs ce soir (werkwoord voor afmaken).</p>
Exercise 2
<p>1. Je *travaillerai* dans une grande entreprise. (toekomstige tijd van werken)</p>
<p>2. Nous *mangerons* au restaurant ce soir. (toekomstige tijd van eten)</p>
<p>3. Elle *parlera* avec son professeur demain. (toekomstige tijd van spreken)</p>
<p>4. Ils *joueront* au football ce week-end. (toekomstige tijd van spelen)</p>
<p>5. Vous *étudierez* pour l'examen la semaine prochaine. (toekomstige tijd van studeren)</p>
<p>6. Il *voyagera* en France cet été. (toekomstige tijd van reizen)</p>
<p>7. Tu *danseras* à la fête ce samedi. (toekomstige tijd van dansen)</p>
<p>8. Nous *regarderons* un film ce soir. (toekomstige tijd van kijken)</p>
<p>9. Elles *chanteront* dans le concert demain. (toekomstige tijd van zingen)</p>
<p>10. Vous *achèterez* des vêtements nouveaux demain. (toekomstige tijd van kopen)</p>
Exercise 3
<p>1. Demain, nous *mangerons* ensemble au restaurant. (werkwoord voor eten)</p>
<p>2. Elle *jouera* au tennis avec ses amis ce week-end. (werkwoord voor spelen)</p>
<p>3. Ils *finiront* leurs devoirs avant de regarder la télévision. (werkwoord voor afmaken)</p>
<p>4. Je *choisirai* une nouvelle voiture la semaine prochaine. (werkwoord voor kiezen)</p>
<p>5. Vous *parlerez* avec le directeur demain matin. (werkwoord voor spreken)</p>
<p>6. Nous *travaillerons* sur ce projet ensemble la semaine prochaine. (werkwoord voor werken)</p>
<p>7. Il *visiterai* sa grand-mère pendant les vacances. (werkwoord voor bezoeken)</p>
<p>8. Tu *danseras* au bal de fin d'année. (werkwoord voor dansen)</p>
<p>9. Elles *vendrez* des gâteaux pour la collecte de fonds. (werkwoord voor verkopen)</p>
<p>10. Nous *ferons* une promenade dans le parc demain. (werkwoord voor doen)</p>