Vergelijkende bijwoorden Opdrachten in de Duitse taal

Vergelijkende bijwoorden spelen een cruciale rol in de Duitse taal, omdat ze helpen om verschillende acties, situaties of eigenschappen met elkaar te vergelijken. Ze zorgen ervoor dat je zinnen kunt nuanceren en preciezer kunt aangeven hoe zaken zich tot elkaar verhouden. In het Duits worden deze bijwoorden op een specifieke manier gevormd en gebruikt, en het correct toepassen ervan kan een groot verschil maken in hoe vloeiend en nauwkeurig je de taal beheerst. In deze oefening ga je leren hoe je de meest voorkomende vergelijkende bijwoorden in het Duits correct kunt vormen en toepassen. We behandelen de basisregels en uitzonderingen, en bieden tal van voorbeelden en oefeningen om je vaardigheden te versterken. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze grammatica-oefeningen helpen je om je Duitse taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen.

Exercise 1

<p>1. Mijn broer loopt *sneller* dan ik (comparatief van "snel").</p> <p>2. Deze auto is *duurder* dan die van jou (comparatief van "duur").</p> <p>3. Hij spreekt Duits *beter* dan Frans (comparatief van "goed").</p> <p>4. Mijn huiswerk was *makkelijker* dan dat van gisteren (comparatief van "makkelijk").</p> <p>5. Zij voelt zich vandaag *gelukkiger* dan gisteren (comparatief van "gelukkig").</p> <p>6. Dit boek is *interessanter* dan het vorige (comparatief van "interessant").</p> <p>7. Deze film is *spannender* dan de vorige (comparatief van "spannend").</p> <p>8. Mijn oma bakt koekjes *beter* dan mijn moeder (comparatief van "goed").</p> <p>9. De stad is 's nachts *mooier* dan overdag (comparatief van "mooi").</p> <p>10. Hij voelt zich nu *sterker* dan voorheen (comparatief van "sterk").</p>

Exercise 2

<p>1. Hij loopt *sneller* dan zijn broer (adjectief: snel).</p> <p>2. Deze taart smaakt *beter* dan de vorige (adjectief: goed).</p> <p>3. Zij zingt *mooier* dan haar zus (adjectief: mooi).</p> <p>4. Zijn nieuwe auto rijdt *zuiniger* dan de oude (adjectief: zuinig).</p> <p>5. Dit boek is *interessanter* dan dat boek (adjectief: interessant).</p> <p>6. Mijn huis is *groter* dan jouw huis (adjectief: groot).</p> <p>7. De kat is *luier* dan de hond (adjectief: lui).</p> <p>8. Het weer vandaag is *slechter* dan gisteren (adjectief: slecht).</p> <p>9. Deze film is *spannender* dan die andere (adjectief: spannend).</p> <p>10. Hij is *vriendelijker* dan zijn collega (adjectief: vriendelijk).</p>

Exercise 3

<p>1. Hij loopt *sneller* dan zijn broer (bijwoord dat een hogere snelheid aangeeft).</p> <p>2. Zij spreekt *vloeiender* Duits dan Frans (bijwoord dat een betere beheersing van een taal aangeeft).</p> <p>3. Ik werk *efficiënter* in de ochtend (bijwoord dat een hogere productiviteit aangeeft).</p> <p>4. Deze auto rijdt *zuiniger* dan die oude (bijwoord dat een lagere brandstofconsumptie aangeeft).</p> <p>5. De nieuwe computer werkt *sneller* dan de oude (bijwoord dat een hogere snelheid aangeeft).</p> <p>6. Hij reageert *rustiger* op stress dan ik (bijwoord dat een kalmere reactie aangeeft).</p> <p>7. Dit boek leest *gemakkelijker* dan dat dikke boek (bijwoord dat minder moeite aangeeft).</p> <p>8. Mijn zus zingt *mooier* dan ik (bijwoord dat een betere zangkwaliteit aangeeft).</p> <p>9. De trein komt *regelmatiger* op tijd dan de bus (bijwoord dat een grotere frequentie aangeeft).</p> <p>10. Zij studeert *intensiever* voor haar examens dan ik (bijwoord dat een hogere mate van inspanning aangeeft).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.