Pick a language and start learning!
Verleden continue tijd Opdrachten in de Engelse taal
De verleden continue tijd, ook wel bekend als de past continuous tense, is een belangrijke tijdsvorm in het Engels die gebruikt wordt om aan te geven dat een actie op een bepaald moment in het verleden aan de gang was. In tegenstelling tot de verleden tijd (past simple), die een afgeronde actie beschrijft, richt de verleden continue tijd zich op de duur van de actie. Bijvoorbeeld: "I was reading a book when he called" benadrukt dat het lezen van het boek een lopende activiteit was toen de oproep plaatsvond.
Het correct gebruiken van de verleden continue tijd kan uitdagend zijn voor Nederlandstalige leerlingen vanwege de verschillen in grammaticale structuren tussen het Engels en het Nederlands. Deze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen de nuances van de verleden continue tijd te begrijpen en te beheersen. Door middel van verschillende soorten vragen en voorbeelden krijg je de mogelijkheid om je vaardigheden te verbeteren en zelfverzekerder te worden in het toepassen van deze tijdsvorm in alledaagse en formele gesprekken.
Exercise 1
<p>1. While I *was reading* a book, it started to rain (lezen).</p>
<p>2. They *were playing* soccer when I arrived (spelen).</p>
<p>3. She *was cooking* dinner when the phone rang (koken).</p>
<p>4. We *were watching* a movie when the power went out (kijken).</p>
<p>5. He *was writing* an email when his computer crashed (schrijven).</p>
<p>6. The children *were swimming* in the pool when it began to thunder (zwemmen).</p>
<p>7. I *was listening* to music when my friend called (luisteren).</p>
<p>8. You *were studying* for the exam when the fire alarm went off (studeren).</p>
<p>9. They *were traveling* through Europe when they lost their passports (reizen).</p>
<p>10. She *was painting* the wall when she ran out of paint (schilderen).</p>
Exercise 2
<p>1. She *was reading* a book when the phone rang (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>2. They *were playing* soccer in the park all afternoon (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>3. I *was cooking* dinner while he was setting the table (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>4. The dog *was barking* loudly during the storm (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>5. We *were watching* a movie when the power went out (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>6. He *was studying* for his exams all night long (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>7. The children *were playing* in the garden when it started to rain (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>8. She *was writing* a letter when her friend arrived (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>9. They *were discussing* the project when the manager entered the room (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
<p>10. I *was driving* to work when I heard the news on the radio (iets dat aan de gang was in het verleden).</p>
Exercise 3
<p>1. While I *was reading* a book, my phone rang (lezen).</p>
<p>2. They *were playing* soccer in the park when it started to rain (spelen).</p>
<p>3. She *was cooking* dinner when the power went out (koken).</p>
<p>4. We *were watching* a movie when the doorbell rang (kijken naar).</p>
<p>5. He *was listening* to music when he heard a strange noise (luisteren).</p>
<p>6. I *was studying* for my exams all night (studeren).</p>
<p>7. They *were dancing* at the party when the lights went out (dansen).</p>
<p>8. She *was writing* a letter when her friend called her (schrijven).</p>
<p>9. We *were walking* in the park when we saw a beautiful bird (wandelen).</p>
<p>10. He *was painting* the house when it started to rain (schilderen).</p>




