Pick a language and start learning!
Verleden tijd vs. voltooid verleden tijd Opdrachten in de Duitse taal
Het onderscheiden van de verleden tijd en de voltooid verleden tijd in het Duits kan een uitdaging zijn, maar het is essentieel voor een nauwkeurige communicatie. De verleden tijd, ook wel de onvoltooid verleden tijd genoemd, wordt vaak gebruikt om handelingen te beschrijven die in het verleden plaatsvonden en inmiddels zijn afgerond. Het is de standaard tijdsvorm voor het vertellen van verhalen en het beschrijven van opeenvolgende gebeurtenissen. Bijvoorbeeld, "Ich spielte Fußball" betekent "Ik speelde voetbal". Hieruit blijkt dat de handeling in het verleden heeft plaatsgevonden zonder nadruk op het resultaat in het heden.
Aan de andere kant wordt de voltooid verleden tijd gebruikt om aan te geven dat een handeling in het verleden is begonnen en het resultaat daarvan nog steeds relevant is. Het benadrukt de voltooiing van de actie en de impact ervan op het huidige moment. Bijvoorbeeld, "Ich habe Fußball gespielt" betekent "Ik heb voetbal gespeeld". Dit impliceert dat de actie is afgerond, maar het resultaat ervan (zoals vermoeidheid of verwondingen) nog steeds relevant is. Door deze twee tijdsvormen goed te begrijpen en correct toe te passen, kun je je Duitse taalvaardigheid aanzienlijk verbeteren en duidelijker communiceren. Onze oefeningen zullen je helpen om dit onderscheid te maken en je taalbeheersing te versterken.
Exercise 1
<p>1. Hij *kocht* een nieuwe auto vorige week (verleden tijd van 'kopen').</p>
<p>2. We *hebben* gisteren een lange wandeling gemaakt (voltooid verleden tijd van 'wandelen').</p>
<p>3. Zij *schreef* een brief aan haar oma vorig jaar (verleden tijd van 'schrijven').</p>
<p>4. Jullie *hebben* het huis vorige maand gerenoveerd (voltooid verleden tijd van 'renoveren').</p>
<p>5. Ik *las* dat boek vorig weekend (verleden tijd van 'lezen').</p>
<p>6. Ze *hebben* de hele nacht gedanst (voltooid verleden tijd van 'dansen').</p>
<p>7. Wij *aten* pizza voor het diner gisteren (verleden tijd van 'eten').</p>
<p>8. Jullie *hebben* een nieuwe taal geleerd deze zomer (voltooid verleden tijd van 'leren').</p>
<p>9. Hij *deed* zijn huiswerk gisterenavond (verleden tijd van 'doen').</p>
<p>10. Zij *heeft* de marathon vorig jaar gelopen (voltooid verleden tijd van 'lopen').</p>
Exercise 2
<p>1. Gisteren *ging* ik naar de bioscoop (werkwoord voor beweging).</p>
<p>2. Wij *hebben* altijd veel plezier *gehad* op het strand (werkwoord voor ervaring).</p>
<p>3. Vorige week *kochten* wij een nieuwe auto (werkwoord voor aankoop).</p>
<p>4. Hij *heeft* zijn huiswerk al *gemaakt* (werkwoord voor voltooiing).</p>
<p>5. Toen ik jong was, *speelde* ik veel met mijn vrienden (werkwoord voor activiteit).</p>
<p>6. Zij *hebben* de hele nacht *gedanst* op het feest (werkwoord voor activiteit).</p>
<p>7. Vorig jaar *reisde* ik naar Duitsland (werkwoord voor beweging).</p>
<p>8. Mijn ouders *hebben* een nieuw huis *gekocht* (werkwoord voor aankoop).</p>
<p>9. Hij *las* een boek toen de telefoon ging (werkwoord voor activiteit).</p>
<p>10. Wij *hebben* samen een taart *gebakken* voor het feest (werkwoord voor activiteit).</p>
Exercise 3
<p>1. Gisteren *kocht* ik een nieuwe jas (ww voor kopen).</p>
<p>2. Toen ik klein was, *speelde* ik elke dag buiten (ww voor spelen).</p>
<p>3. Hij *heeft gelezen* het boek in één dag (voltooid deelwoord van lezen).</p>
<p>4. Wij *hebben bezocht* het museum vorige week (voltooid deelwoord van bezoeken).</p>
<p>5. Jullie *zongen* een lied op het feest gisteren (ww voor zingen).</p>
<p>6. Zij *schreef* een brief naar haar vriend (ww voor schrijven).</p>
<p>7. Hij *heeft gegeten* de hele pizza zelf op (voltooid deelwoord van eten).</p>
<p>8. Wij *hebben gewonnen* de wedstrijd (voltooid deelwoord van winnen).</p>
<p>9. Jullie *hebben geluisterd* naar de muziek de hele nacht (voltooid deelwoord van luisteren).</p>
<p>10. Zij *heeft bezocht* haar oma vorige week (voltooid deelwoord van bezoeken).</p>