Vervoegen van regelmatige werkwoorden op -ER in de tegenwoordige tijd Opdrachten in de Portugese taal

Het vervoegen van regelmatige werkwoorden op -ER in de tegenwoordige tijd is een fundamenteel onderdeel van het Portugees, en het beheersen hiervan is essentieel voor het vloeiend spreken en schrijven van de taal. Dit type werkwoorden vormt een groot deel van de Portugese woordenschat en volgt een voorspelbaar patroon dat relatief eenvoudig te leren is. Door het begrijpen en oefenen van deze vervoegingen, kun je je taalvaardigheden aanzienlijk verbeteren en zelfverzekerder communiceren in alledaagse situaties. In deze sectie bieden we een reeks oefeningen aan die je zullen helpen om de vervoegingen van -ER werkwoorden in de tegenwoordige tijd onder de knie te krijgen. De oefeningen zijn zorgvuldig samengesteld om zowel beginners als gevorderden te ondersteunen bij het versterken van hun kennis. Je zult verschillende werkwoorden tegenkomen, toegepast in diverse contexten, zodat je niet alleen de grammaticale regels leert, maar ook hoe je ze in praktische situaties kunt gebruiken. Laten we beginnen met de eerste oefening en je Portugees naar een hoger niveau tillen!

Exercise 1

<p>1. Ela *come* uma maçã todos os dias (werkwoord voor eten).</p> <p>2. Nós *bebemos* água durante o treino (werkwoord voor drinken).</p> <p>3. Eles *aprender* português na escola (werkwoord voor leren).</p> <p>4. Eu *vender* meu carro (werkwoord voor verkopen).</p> <p>5. Você *escrever* uma carta para sua amiga (werkwoord voor schrijven).</p> <p>6. Nós *receber* muitas cartas do correio (werkwoord voor ontvangen).</p> <p>7. Os alunos *entender* a lição (werkwoord voor begrijpen).</p> <p>8. Ela *viver* em uma casa grande (werkwoord voor leven).</p> <p>9. Vocês *temer* a tempestade que se aproxima (werkwoord voor vrezen).</p> <p>10. Eu *prometer* ajudar com o projeto (werkwoord voor beloven).</p>

Exercise 2

<p>1. Maria *come* uma maçã por dia (werkwoord voor eten).</p> <p>2. Nós *bebemos* água todos os dias (werkwoord voor drinken).</p> <p>3. Eles *correm* no parque todas as manhãs (werkwoord voor rennen).</p> <p>4. Eu *escrevo* uma carta para o meu amigo (werkwoord voor schrijven).</p> <p>5. Você *aprende* português na escola (werkwoord voor leren).</p> <p>6. Eles *vivem* em uma casa grande (werkwoord voor wonen).</p> <p>7. Nós *perdemos* o jogo de futebol ontem (werkwoord voor verliezen).</p> <p>8. O professor *ensina* matemática aos alunos (werkwoord voor onderwijzen).</p> <p>9. Eu *vendo* frutas no mercado (werkwoord voor verkopen).</p> <p>10. Ela *recebe* muitas cartas todos os dias (werkwoord voor ontvangen).</p>

Exercise 3

<p>1. Eu *bebo* água todos os dias (werkwoord voor drinken).</p> <p>2. Tu *comes* muitas frutas (werkwoord voor eten).</p> <p>3. Ele *corre* rápido no parque (werkwoord voor rennen).</p> <p>4. Nós *aprendemos* português na escola (werkwoord voor leren).</p> <p>5. Vocês *escrevem* cartas para os amigos (werkwoord voor schrijven).</p> <p>6. Elas *vivem* numa casa grande (werkwoord voor wonen).</p> <p>7. Eu *vendo* livros na livraria (werkwoord voor verkopen).</p> <p>8. Tu *recebes* muitas mensagens (werkwoord voor ontvangen).</p> <p>9. Ele *escolhe* um filme para ver (werkwoord voor kiezen).</p> <p>10. Nós *comemos* pizza no jantar (werkwoord voor eten).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.