Pick a language and start learning!
Voltooide tijd onregelmatige werkwoorden Opdrachten in de Duitse taal
Het beheersen van de voltooide tijd, oftewel de voltooid verleden tijd, is een essentieel onderdeel van het leren van de Duitse taal. Vooral de onregelmatige werkwoorden kunnen voor veel verwarring zorgen. Deze werkwoorden volgen geen vast patroon en moeten vaak afzonderlijk worden geleerd. In deze oefeningen richten we ons specifiek op de onregelmatige werkwoorden in de voltooide tijd. Door middel van diverse oefeningen en voorbeeldzinnen krijg je de kans om deze complexe werkwoordsvormen te oefenen en je kennis te verdiepen.
De voltooide tijd wordt in het Duits gevormd door de juiste vorm van het hulpwerkwoord 'haben' of 'sein' te combineren met het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Bij onregelmatige werkwoorden verandert dit deelwoord vaak op een onvoorspelbare manier, wat het leren ervan uitdagender maakt. Onze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen deze vormen te herkennen en correct toe te passen in zinnen. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van Duits, of een gevorderde student die zijn of haar vaardigheden wil aanscherpen, deze oefeningen zullen je helpen om meer zelfvertrouwen te krijgen in het gebruik van de voltooide tijd met onregelmatige werkwoorden.
Exercise 1
<p>1. Hij heeft gisteren een cadeau voor zijn moeder *gekocht* (het kopen van iets).</p>
<p>2. Wij hebben de hele nacht op het strand *geslapen* (wat je doet in bed).</p>
<p>3. Zij heeft haar huiswerk al *gemaakt* (wat je doet met huiswerk).</p>
<p>4. Ik heb deze film al drie keer *gezien* (kijken).</p>
<p>5. Jullie hebben de wedstrijd met 3-0 *gewonnen* (resultaat van een wedstrijd).</p>
<p>6. Hij heeft zijn sleutel in het slot *gevonden* (je hebt iets weer).</p>
<p>7. Wij hebben tijdens de vakantie veel nieuwe mensen *ontmoet* (nieuwe mensen leren kennen).</p>
<p>8. Ze heeft de brief in de brievenbus *gedaan* (actie met een brief).</p>
<p>9. Hij heeft zijn fiets in de garage *gezet* (actie met een fiets).</p>
<p>10. Ik heb vanochtend heerlijk *gegeten* (actie met voedsel).</p>
Exercise 2
<p>1. Ik *heb* gisteren een boek *gelezen* (lezen - gisteren).</p>
<p>2. Zij *heeft* de hele dag *geslapen* (slapen - hele dag).</p>
<p>3. Wij *hebben* de wedstrijd *gewonnen* (winnen - wedstrijd).</p>
<p>4. Hij *heeft* zijn sleutels *gevonden* (vinden - sleutels).</p>
<p>5. Jullie *hebben* een mooie foto *genomen* (nemen - foto).</p>
<p>6. Zij *hebben* hun huiswerk *gedaan* (doen - huiswerk).</p>
<p>7. Ik *heb* mijn vriend *gezien* (zien - vriend).</p>
<p>8. Hij *heeft* een brief *geschreven* (schrijven - brief).</p>
<p>9. Wij *hebben* de film *gezien* (zien - film).</p>
<p>10. Zij *heeft* een lied *gezongen* (zingen - lied).</p>
Exercise 3
<p>1. Hij heeft zijn boek *gevonden* (zoeken).</p>
<p>2. Wij hebben een taart *gebakken* (maken in de oven).</p>
<p>3. Zij heeft de hele nacht *geslapen* (rusten).</p>
<p>4. Jullie hebben dit liedje al vaak *gezongen* (muziek maken met de stem).</p>
<p>5. De hond heeft de bal niet *gevangen* (pakken in de lucht).</p>
<p>6. Ik heb de deur voor je *geopend* (openen).</p>
<p>7. De kinderen hebben in het park *gespeeld* (spelen).</p>
<p>8. Hij heeft zijn handen goed *gewassen* (schoonmaken met water).</p>
<p>9. Zij hebben het hele huis *gepoetst* (schoonmaken).</p>
<p>10. De kat heeft de muis *gevangen* (pakken). </p>