Pick a language and start learning!
Voltooide verleden tijd Opdrachten in de Engelse taal
Voltooide verleden tijd, ook wel bekend als de voltooid verleden tijd, is een essentieel onderdeel van de Nederlandse grammatica. Dit tijdsvorm wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling in het verleden is afgerond. Het wordt gevormd met behulp van de hulpwerkwoorden 'hebben' of 'zijn' in combinatie met het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Bijvoorbeeld, in de zin "Ik heb gegeten", duidt de voltooid verleden tijd erop dat de actie van het eten in het verleden is voltooid. Deze tijdsvorm is cruciaal voor het vertellen van verhalen, het beschrijven van ervaringen en het geven van verklaringen over gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden.
In deze sectie vind je een reeks oefeningen die je zullen helpen om de voltooide verleden tijd beter te begrijpen en correct toe te passen in je dagelijkse communicatie. Door middel van verschillende voorbeeldzinnen, invuloefeningen en vertalingen, kun je je vaardigheden aanscherpen en je vertrouwen vergroten in het gebruik van deze grammaticale tijdsvorm. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van de Nederlandse taal of een gevorderde spreker die zijn grammaticale kennis wil opfrissen, deze oefeningen bieden een waardevolle bron om je taalvaardigheid te verbeteren.
Exercise 1
<p>1. She *had eaten* all the cookies before I arrived (werkwoord voor eten).</p>
<p>2. They *had finished* their homework by the time the movie started (werkwoord voor afmaken).</p>
<p>3. He *had seen* that movie three times already (werkwoord voor zien).</p>
<p>4. We *had visited* the museum before it closed for renovations (werkwoord voor bezoeken).</p>
<p>5. The teacher *had explained* the lesson before giving the test (werkwoord voor uitleggen).</p>
<p>6. She *had written* a letter to her friend before leaving (werkwoord voor schrijven).</p>
<p>7. They *had built* the house themselves (werkwoord voor bouwen).</p>
<p>8. The artist *had painted* the mural before the exhibition (werkwoord voor schilderen).</p>
<p>9. He *had driven* for hours before reaching his destination (werkwoord voor rijden).</p>
<p>10. We *had read* that book in school last year (werkwoord voor lezen).</p>
Exercise 2
<p>1. She *had finished* her homework before dinner (werkwoord voor voltooien).</p>
<p>2. They *had gone* to the park by the time it started raining (werkwoord voor gaan).</p>
<p>3. He *had seen* that movie already (werkwoord voor zien).</p>
<p>4. We *had cooked* dinner by the time our guests arrived (werkwoord voor koken).</p>
<p>5. I *had read* the book before the exam (werkwoord voor lezen).</p>
<p>6. She *had bought* a new dress for the party (werkwoord voor kopen).</p>
<p>7. They *had written* a letter to their friend (werkwoord voor schrijven).</p>
<p>8. He *had taken* the last train home (werkwoord voor nemen).</p>
<p>9. We *had visited* the museum before it closed (werkwoord voor bezoeken).</p>
<p>10. I *had eaten* lunch before the meeting (werkwoord voor eten).</p>
Exercise 3
<p>1. She has *eaten* all the cookies (past participle of 'to eat'). Clue: Werkwoord voor eten in voltooide verleden tijd.</p>
<p>2. They had *visited* the museum before it closed (past participle of 'to visit'). Clue: Werkwoord voor bezoeken in voltooide verleden tijd.</p>
<p>3. He has *written* three books in the last five years (past participle of 'to write'). Clue: Werkwoord voor schrijven in voltooide verleden tijd.</p>
<p>4. We had *seen* that movie already (past participle of 'to see'). Clue: Werkwoord voor zien in voltooide verleden tijd.</p>
<p>5. She had *forgotten* her keys at home (past participle of 'to forget'). Clue: Werkwoord voor vergeten in voltooide verleden tijd.</p>
<p>6. They have *drunk* all the milk (past participle of 'to drink'). Clue: Werkwoord voor drinken in voltooide verleden tijd.</p>
<p>7. He has *swum* across the lake (past participle of 'to swim'). Clue: Werkwoord voor zwemmen in voltooide verleden tijd.</p>
<p>8. We had *driven* for hours before we found a hotel (past participle of 'to drive'). Clue: Werkwoord voor rijden in voltooide verleden tijd.</p>
<p>9. She has *chosen* the blue dress (past participle of 'to choose'). Clue: Werkwoord voor kiezen in voltooide verleden tijd.</p>
<p>10. They had *spoken* to the manager about their complaint (past participle of 'to speak'). Clue: Werkwoord voor spreken in voltooide verleden tijd.</p>