Pick a language and start learning!
Voltooide verleden tijd voor handelingen vóór een andere Opdrachten in de Engelse taal
De voltooide verleden tijd, ook wel bekend als de past perfect tense, is een cruciaal onderdeel van de Engelse grammatica. Deze tijdsvorm wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling of gebeurtenis heeft plaatsgevonden voordat een andere actie plaatsvond in het verleden. Het begrijpen en correct toepassen van de voltooide verleden tijd kan helpen om verhalen en gebeurtenissen duidelijker en logischer te maken, vooral wanneer meerdere acties in het verleden worden beschreven. In het Nederlands hebben we een vergelijkbare constructie, wat het leren van deze Engelse tijdsvorm iets eenvoudiger kan maken.
In deze oefeningen zullen we ons richten op het identificeren en correct gebruiken van de voltooide verleden tijd in verschillende contexten. We zullen beginnen met eenvoudige zinnen en geleidelijk overgaan naar complexere structuren. Door middel van diverse oefeningen leer je niet alleen de regels en uitzonderingen, maar ook hoe je deze tijdsvorm natuurlijk kunt gebruiken in conversaties en geschreven teksten. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen helpen je om zelfverzekerd en vloeiend de past perfect tense te beheersen.
Exercise 1
<p>1. By the time we *arrived* at the theater, the movie had already started (aankomen).</p>
<p>2. She *had finished* her homework before she went out to play (voltooien).</p>
<p>3. He didn't want to watch the movie because he *had seen* it before (zien).</p>
<p>4. After they *had eaten* dinner, they went for a walk (eten).</p>
<p>5. When I *had read* the book, I returned it to the library (lezen).</p>
<p>6. They *had left* the party before it started to rain (verlaten).</p>
<p>7. She *had met* him once before they were introduced at the conference (ontmoeten).</p>
<p>8. By the time the bus *had arrived*, we had already been waiting for an hour (aankomen).</p>
<p>9. He *had learned* to swim before he started school (leren).</p>
<p>10. After she *had graduated* from university, she traveled around the world (afstuderen).</p>
Exercise 2
<p>1. By the time we arrived, the movie *had already started* (de film was al begonnen).</p>
<p>2. She *had finished* her homework before she went out to play (ze had haar huiswerk afgemaakt).</p>
<p>3. They *had left* the party before midnight (ze waren vertrokken).</p>
<p>4. When he got to the station, the train *had left* (de trein was vertrokken).</p>
<p>5. After she *had read* the book, she returned it to the library (ze had het boek gelezen).</p>
<p>6. He *had cleaned* the kitchen before his parents came home (hij had de keuken schoongemaakt).</p>
<p>7. By the time the rain started, we *had already gone* inside (we waren al naar binnen gegaan).</p>
<p>8. She *had cooked* dinner before her guests arrived (ze had het avondeten gekookt).</p>
<p>9. After the kids *had gone* to bed, the parents watched a movie (de kinderen waren naar bed gegaan).</p>
<p>10. He realized he *had forgotten* his keys after he locked the door (hij had zijn sleutels vergeten).</p>
Exercise 3
<p>1. By the time we arrived at the theater, the movie *had already started* (al begonnen).</p>
<p>2. She *had finished* her homework before she went out to play (klaar).</p>
<p>3. After they *had eaten* dinner, they decided to watch a movie (gegeten).</p>
<p>4. He *had never seen* such a beautiful sunset before he visited Hawaii (nog nooit gezien).</p>
<p>5. They *had left* the party before it started raining (vertrokken).</p>
<p>6. By the time I called her, she *had already left* the office (al weg).</p>
<p>7. We *had just started* eating when the phone rang (net begonnen).</p>
<p>8. The teacher *had explained* the lesson before the students did the exercise (uitgelegd).</p>
<p>9. She *had saved* enough money before she bought the new car (gespaard).</p>
<p>10. After he *had read* the book, he watched the movie adaptation (gelezen).</p>