Pick a language and start learning!
Voorzetsels bij infinitieven Opdrachten in de Portugese taal
Voorzetsels bij infinitieven kunnen een uitdagend aspect zijn van de Nederlandse grammatica, vooral voor moedertaalsprekers van het Portugees. In het Nederlands worden voorzetsels vaak gebruikt in combinatie met infinitieven om bepaalde nuances en betekenissen over te brengen. Het begrijpen en correct toepassen van deze voorzetsels is essentieel voor het vloeiend en natuurlijk spreken van de taal. In deze oefeningen zullen we dieper ingaan op de meest voorkomende voorzetsels die gebruikt worden bij infinitieven en hoe ze correct geplaatst en gebruikt moeten worden.
In het Portugees worden voorzetsels en infinitieven soms op een andere manier gecombineerd dan in het Nederlands. Dit kan leiden tot verwarring of fouten bij het leren van de taal. Door middel van gerichte oefeningen en voorbeelden, willen we je helpen deze verschillen te overbruggen en je kennis van de Nederlandse grammatica te versterken. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt verfijnen, deze oefeningen zijn ontworpen om je te ondersteunen in het begrijpen en toepassen van voorzetsels bij infinitieven, zodat je met meer vertrouwen en precisie kunt communiceren.
Exercise 1
<p>1. Ela está interessada *em* aprender a tocar violão (voorzetsel dat volgt na interesse).</p>
<p>2. Ele sonha *em* ser um grande artista (voorzetsel dat volgt na dromen).</p>
<p>3. Nós estamos ocupados *com* organizar a festa (voorzetsel dat volgt na bezig zijn met iets).</p>
<p>4. Ela é capaz *de* resolver problemas difíceis (voorzetsel dat volgt na bekwaam zijn).</p>
<p>5. Ele está acostumado *a* acordar cedo todos os dias (voorzetsel dat volgt na gewend zijn).</p>
<p>6. Eles estão prontos *para* começar o projeto (voorzetsel dat volgt na klaar zijn).</p>
<p>7. Eu estou com vontade *de* comer chocolate (voorzetsel dat volgt na zin hebben in iets).</p>
<p>8. Ela é responsável *por* cuidar dos documentos (voorzetsel dat volgt na verantwoordelijk zijn).</p>
<p>9. Ele está com medo *de* falar em público (voorzetsel dat volgt na bang zijn).</p>
<p>10. Nós estamos decididos *a* mudar de cidade (voorzetsel dat volgt na besluiten).</p>
Exercise 2
<p>1. Eu estou *a* estudar para o exame (prepositie voor handeling).</p>
<p>2. Ele começou *a* correr todas as manhãs (prepositie voor begin van een actie).</p>
<p>3. Nós estamos *a* ouvir música (prepositie voor een huidige activiteit).</p>
<p>4. Ela vai *para* casa depois do trabalho (prepositie voor bestemming).</p>
<p>5. Eles estão *a* preparar o jantar (prepositie voor een huidige activiteit).</p>
<p>6. Eu gosto *de* ler livros antes de dormir (prepositie voor voorkeur).</p>
<p>7. Ela prefere *a* caminhar na praia (prepositie voor voorkeur).</p>
<p>8. Estamos *a* aprender português (prepositie voor een huidige activiteit).</p>
<p>9. Eles começaram *a* estudar cedo (prepositie voor begin van een actie).</p>
<p>10. Eu vou *a* visitar meus avós no fim de semana (prepositie voor een geplande actie).</p>
Exercise 3
<p>1. Ele gosta *de* tocar violão. (prepositie na infinitief)</p>
<p>2. Nós estamos prontos *para* sair. (prepositie na infinitief)</p>
<p>3. Você precisa *de* estudar mais. (prepositie na infinitief)</p>
<p>4. Ela está interessada *em* aprender francês. (prepositie na infinitief)</p>
<p>5. Eu vou *para* correr no parque. (prepositie na infinitief)</p>
<p>6. Eles estão cansados *de* esperar. (prepositie na infinitief)</p>
<p>7. Nós decidimos *por* viajar de carro. (prepositie na infinitief)</p>
<p>8. Ela sonha *em* ser médica. (prepositie na infinitief)</p>
<p>9. Eu tenho medo *de* nadar no mar. (prepositie na infinitief)</p>
<p>10. Eles aprenderam *a* falar inglês. (prepositie na infinitief)</p>