Voorzetsels met werkwoorden Opdrachten in de Engelse taal

Voorzetsels met werkwoorden vormen een belangrijk onderdeel van de Nederlandse taal. Het juiste gebruik van voorzetsels in combinatie met werkwoorden kan soms lastig zijn, omdat het vaak niet één-op-één overeenkomt met het Engels. Denk bijvoorbeeld aan werkwoorden zoals "wachten op" en "luisteren naar". Het is essentieel om deze combinaties correct te gebruiken om misverstanden te voorkomen en je taalvaardigheid te verbeteren. In deze grammaticaoefeningen gaan we dieper in op de verschillende voorzetsel-werkwoord combinaties die je in het dagelijks leven tegenkomt. Door middel van diverse oefeningen en voorbeelden krijg je de kans om je kennis te testen en te verfijnen. Of je nu een beginner bent of al enige ervaring hebt met het Nederlands, deze oefeningen helpen je om meer vertrouwen te krijgen in het gebruik van voorzetsels met werkwoorden. Laten we beginnen en ontdek hoe je je taalvaardigheid naar een hoger niveau kunt tillen!

Exercise 1

<p>1. She is looking *for* her keys (zoek naar iets).</p> <p>2. He apologized *for* his mistake (verontschuldigen voor iets).</p> <p>3. They are planning *on* going to the beach (plannen om iets te doen).</p> <p>4. She is interested *in* learning new languages (geïnteresseerd in iets).</p> <p>5. He is responsible *for* the project (verantwoordelijk voor iets).</p> <p>6. She insisted *on* paying for dinner (aandringen op iets).</p> <p>7. They are worried *about* their exams (bezorgd over iets).</p> <p>8. He is focusing *on* his studies (concentreren op iets).</p> <p>9. She is good *at* playing the piano (goed in iets).</p> <p>10. They are tired *of* waiting (moe van iets).</p>

Exercise 2

<p>1. She is looking *for* her keys (zoeken naar iets).</p> <p>2. He is interested *in* learning new languages (geïnteresseerd zijn in iets).</p> <p>3. They are waiting *for* the bus to arrive (wachten op iets).</p> <p>4. She apologized *for* her mistake (verontschuldigen voor iets).</p> <p>5. He is afraid *of* spiders (bang zijn voor iets).</p> <p>6. She is proud *of* her accomplishments (trots zijn op iets).</p> <p>7. They are talking *about* their vacation plans (praten over iets).</p> <p>8. He is good *at* solving puzzles (goed zijn in iets).</p> <p>9. She is responsible *for* the project (verantwoordelijk zijn voor iets).</p> <p>10. They are arguing *about* the decision (ruziën over iets).</p>

Exercise 3

<p>1. She is looking *at* the painting (kijken naar).</p> <p>2. He apologized *for* his mistake (verontschuldigen voor).</p> <p>3. They are waiting *for* the bus (wachten op).</p> <p>4. She is interested *in* learning new languages (geïnteresseerd in).</p> <p>5. He is relying *on* his friends for support (vertrouwen op).</p> <p>6. I am thinking *about* my future plans (nadenken over).</p> <p>7. She complained *about* the noise (klagen over).</p> <p>8. He is afraid *of* spiders (bang zijn voor).</p> <p>9. They consist *of* five members (bestaan uit).</p> <p>10. She is listening *to* music (luisteren naar).</p>

Learn a Language 5x Faster with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Master 50+ languages with personalized lessons and cutting-edge technology.