Pick a language and start learning!
Voorzetsels van tijd Opdrachten in de Franse taal
Voorzetsels van tijd zijn essentieel voor het begrijpen en correct gebruik van de Franse taal. Ze helpen ons om precies aan te geven wanneer een actie plaatsvindt en zorgen voor duidelijkheid in communicatie. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, het beheersen van deze voorzetsels zal je Frans aanzienlijk verbeteren. In deze oefeningen richten we ons op belangrijke voorzetsels van tijd zoals "à", "en", "depuis", "pendant" en "pour", die vaak in dagelijkse gesprekken en teksten voorkomen.
Onze oefeningen zijn ontworpen om je stap voor stap te begeleiden bij het gebruik van deze voorzetsels in verschillende contexten. Je leert niet alleen de basisregels, maar ook de uitzonderingen en nuances die vaak voor verwarring zorgen. Door middel van interactieve opdrachten, voorbeelden uit het dagelijks leven en praktische tips, zal je zelfvertrouwen groeien en zul je merken dat je Frans vloeiender en natuurlijker wordt. Ga aan de slag en ontdek hoe leuk en leerzaam het kan zijn om je kennis van de Franse voorzetsels van tijd te verdiepen!
Exercise 1
<p>1. Je vais à la plage *en* été (seizoen).</p>
<p>2. Il travaille *depuis* trois ans dans cette entreprise (duur).</p>
<p>3. Nous nous réveillons *à* six heures du matin (tijdstip).</p>
<p>4. Elle est née *en* 1990 (jaar).</p>
<p>5. Le film commence *à* huit heures (tijdstip).</p>
<p>6. Ils partent *pour* le week-end (periode).</p>
<p>7. Il étudie *jusqu'*à minuit (tijdstip).</p>
<p>8. Nous voyageons *pendant* les vacances d'été (periode).</p>
<p>9. Elle est restée chez elle *durant* toute la journée (duur).</p>
<p>10. Je ferai mes devoirs *avant* le dîner (tijdstip).</p>
Exercise 2
<p>1. Marie zal *om* acht uur vertrekken (tijdstip).</p>
<p>2. Hij werkt altijd *van* negen tot vijf (begin en eindtijd).</p>
<p>3. We gaan op vakantie *in* juli (maand).</p>
<p>4. Ze studeert meestal *in* de avond (deel van de dag).</p>
<p>5. Het feest begint *om* zes uur (tijdstip).</p>
<p>6. Ik heb haar *op* maandag ontmoet (dag van de week).</p>
<p>7. Het project moet klaar zijn *tegen* het einde van de maand (deadline).</p>
<p>8. De winkel is gesloten *tijdens* de lunchpauze (periode).</p>
<p>9. Hij is geboren *op* 15 augustus (specifieke datum).</p>
<p>10. We blijven hier *tot* vrijdag (eindpunt van tijd).</p>
Exercise 3
<p>1. Il est né *en* 1990. (jaar)</p>
<p>2. Nous allons partir *à* 18 heures. (tijdstip)</p>
<p>3. Elle travaille *depuis* trois ans dans cette entreprise. (duur)</p>
<p>4. Nous avons rendez-vous *dans* une semaine. (periode in de toekomst)</p>
<p>5. Il a fini son travail *avant* midi. (voor tijdstip)</p>
<p>6. Je vais faire du sport *après* le dîner. (na tijdstip)</p>
<p>7. Ils habitent ici *depuis* 2005. (beginpunt in tijd)</p>
<p>8. La réunion commence *à* 9 heures du matin. (tijdstip)</p>
<p>9. Nous partons en vacances *en* été. (seizoen)</p>
<p>10. Ils sont restés *jusqu’à* minuit. (eindpunt in tijd)</p>