Pick a language and start learning!
Voorzetsels van tijd Opdrachten in de Italiaanse taal
Voorzetsels van tijd zijn een essentieel onderdeel van de Italiaanse taal en spelen een cruciale rol in het correct formuleren van zinnen. Deze voorzetsels helpen om specifieke tijdsintervallen aan te duiden en geven duidelijkheid over wanneer een bepaalde actie plaatsvindt. In het Italiaans kunnen kleine verschillen in de gebruikte voorzetsels grote invloed hebben op de betekenis van een zin. Denk bijvoorbeeld aan voorzetsels als "a", "in", "da", en "per", die elk hun unieke functie hebben afhankelijk van de context waarin ze worden gebruikt.
Door middel van deze grammaticaoefeningen krijgt u de kans om uw kennis van Italiaanse voorzetsels van tijd te verdiepen en te versterken. De oefeningen zijn ontworpen om u te helpen herkennen welke voorzetsels in verschillende situaties correct zijn, en om uw vaardigheden in het gebruiken van deze voorzetsels in alledaagse gesprekken te verbeteren. Of u nu een beginner bent of al gevorderde kennis van het Italiaans heeft, deze oefeningen zullen u helpen om een beter begrip en een grotere nauwkeurigheid in het gebruik van tijdsvoorzetsels te ontwikkelen.
Exercise 1
<p>1. Maria studia *di* mattina (voorzetsel voor tijd).</p>
<p>2. L'autobus parte *alle* sette (tijdstip).</p>
<p>3. Ci vediamo *dopo* pranzo (moment na iets).</p>
<p>4. Il negozio chiude *alle* otto di sera (tijdstip).</p>
<p>5. La lezione inizia *alle* nove (tijdstip).</p>
<p>6. Ho un appuntamento *alle* tre (tijdstip).</p>
<p>7. Andiamo a fare una passeggiata *nel* pomeriggio (deel van de dag).</p>
<p>8. Vado in palestra *di* sera (voorzetsel voor tijd).</p>
<p>9. Lavoro *fino a* mezzogiorno (eindpunt van tijd).</p>
<p>10. La festa è *dopo* cena (moment na iets).</p>
Exercise 2
<p>1. Ik ga *naar* de winkel (prepositie die richting aangeeft).</p>
<p>2. We hebben de afspraak *om* drie uur (prepositie voor een specifiek tijdstip).</p>
<p>3. Hij werkt *tijdens* de zomervakantie (prepositie voor een periode).</p>
<p>4. De winkel is gesloten *op* zondag (prepositie voor een dag van de week).</p>
<p>5. Ze vieren hun verjaardag *in* juli (prepositie voor een maand).</p>
<p>6. We gaan op vakantie *in* de lente (prepositie voor een seizoen).</p>
<p>7. De vergadering begint *over* vijf minuten (prepositie voor een tijdsduur tot een moment).</p>
<p>8. Hij studeert altijd *voor* het ontbijt (prepositie voor een gebeurtenis voor een andere gebeurtenis).</p>
<p>9. De bibliotheek is gesloten *gedurende* de feestdagen (prepositie voor een tijdsduur).</p>
<p>10. We moeten de taak afmaken *binnen* een uur (prepositie voor een tijdslimiet).</p>
Exercise 3
<p>1. Maria studia *dalle* 8 alle 10 ogni mattina (voorzetsel voor tijdsperiode).</p>
<p>2. Il treno parte *alle* 7 di sera (voorzetsel voor exacte tijd).</p>
<p>3. Loro vanno in vacanza *per* due settimane (voorzetsel voor duur).</p>
<p>4. Ho visto Luigi *dopo* la scuola (voorzetsel voor volgorde).</p>
<p>5. Arriveremo *entro* le 3 del pomeriggio (voorzetsel voor deadline).</p>
<p>6. *Prima* di andare a letto, leggo un libro (voorzetsel voor volgorde).</p>
<p>7. Il negozio è aperto *fino* alle 8 di sera (voorzetsel voor eindtijd).</p>
<p>8. Ci vediamo *tra* un'ora (voorzetsel voor toekomstige tijd).</p>
<p>9. *Durante* la lezione, non si può parlare (voorzetsel voor tijdsduur).</p>
<p>10. Lavoro in questo ufficio *da* cinque anni (voorzetsel voor tijdsperiode).</p>




