Pick a language and start learning!
Voorzetsels van tijd Opdrachten in de Spaanse taal
Voorzetsels van tijd zijn essentieel voor het correct uitdrukken van tijdsaanduidingen in het Spaans. Deze voorzetsels, zoals "a", "de", "en" en "por", helpen om specifieke momenten, duur of frequentie van gebeurtenissen aan te geven. Het correct gebruik van deze voorzetsels kan uitdagend zijn, vooral omdat ze in verschillende contexten verschillende betekenissen kunnen hebben. Door middel van gerichte oefeningen kun je je begrip en gebruik van deze belangrijke taalelementen verbeteren.
In deze sectie vind je een reeks oefeningen die je zullen helpen de verschillende voorzetsels van tijd in het Spaans onder de knie te krijgen. Elke oefening is ontworpen om je te laten zien hoe deze voorzetsels in dagelijkse gesprekken en geschreven taal worden gebruikt. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt verfijnen, deze oefeningen bieden een waardevolle bron om je vaardigheden in het Spaans te versterken en te perfectioneren.
Exercise 1
<p>1. María va a la escuela *por* la mañana (deel van de dag).</p>
<p>2. Tenemos una reunión *a* las tres de la tarde (specifieke tijd).</p>
<p>3. Mi cumpleaños es *en* julio (maand van het jaar).</p>
<p>4. La tienda está cerrada *durante* el almuerzo (tijdsperiode).</p>
<p>5. Ella estudia *por* la noche (deel van de dag).</p>
<p>6. El museo abre *a* las diez de la mañana (specifieke tijd).</p>
<p>7. Viví en Madrid *durante* tres años (tijdsperiode).</p>
<p>8. El festival es *en* diciembre (maand van het jaar).</p>
<p>9. Trabajo *por* la tarde (deel van de dag).</p>
<p>10. Nos vemos *a* las ocho de la noche (specifieke tijd).</p>
Exercise 2
<p>1. María komt altijd *om* 8 uur naar school (tijdstip).</p>
<p>2. Ze hebben hun vakantie gepland *in* augustus (maand).</p>
<p>3. Het concert begint *om* 7 uur 's avonds (tijdstip).</p>
<p>4. Het examen zal plaatsvinden *op* maandag (dag van de week).</p>
<p>5. Hij werkt meestal *van* 9 uur 's ochtends *tot* 5 uur 's middags (tijdsspanne).</p>
<p>6. Ze studeren vaak *in* de avond (dagdeel).</p>
<p>7. Het feest is *op* 25 december (datum).</p>
<p>8. Ik zie haar *elke* vrijdag (frequentie).</p>
<p>9. De winkel is geopend *van* maandag *tot* zaterdag (periode).</p>
<p>10. Hij gaat *in* de zomer vaak naar het strand (seizoen).</p>
Exercise 3
<p>1. La fiesta empieza *a las* ocho de la noche (tijdstip).</p>
<p>2. Trabajo en la oficina *de* lunes a viernes (dagen van de week).</p>
<p>3. Nos vemos *en* la mañana (deel van de dag).</p>
<p>4. El tren llega *a* las cinco y media (tijdstip).</p>
<p>5. Me gusta leer *por* la noche (deel van de dag).</p>
<p>6. La reunión es *en* septiembre (maand).</p>
<p>7. Hago ejercicio *por* la tarde (deel van de dag).</p>
<p>8. El examen es *el* jueves (dag van de week).</p>
<p>9. Nos encontramos *en* el fin de semana (periode van de week).</p>
<p>10. La tienda abre *a las* nueve de la mañana (tijdstip).</p>